Zondag 24 april 2016,
Naar
de bodem van de canyon
Ook
vannacht hebben we de treinen gehoord. We zitten niet veraf van de Santa Fe
Railway. Luid toeterend gaan ze voorbij. Opstaan, douchen en dan gaan we
ontbijten. Heerlijk geroosterd brood met jam en wat thee. Dan gaan we ons bed
opmaken en opruimen en zijn we klaar om te vertrekken. Vrolijk gaan we op weg,
een nieuwe dag en een nieuw avontuur. Eerst gaan we terug naar het bovenste
gedeelte van het Petrified Forest. Een aantal uitkijkpunten hebben wij gisteren
gezien de tijd overgeslagen. Doen we het vanochtend nog even rustig over. Over
de interstate terug naar het park en dat gaat lekker vlot. Weinig verkeer op de
weg.
Als
eerste komen we langs het Painted Desert Visitor Center. Hier gaan we niet naar
toe. Gisteren hebben we het andere museum al bekeken aan de andere kant van
Petrified Forest. Dan door de Entrance Station en naar het eerste uitkijkpunt, Tiponi Point. Hier waren we gisteren
als laatste toen de zon al laag stond. Het ziet er nu heel anders uit, minder
kleurrijk. Dan is ook heel duidelijk wat het zonlicht doet en dat dat veel
verschil uit kan maken. Ook nu genieten we van het uitzicht onder ons. Het is
duidelijk te zien dat wij op een hoog punt staan. Dat het park over miljoenen
jaren is ontstaan en de erosie en het opdrukken van de aarde veel heeft
veranderd. Op een informatiebord zien we een doorsnede van het park. Daarop zijn
goed de dalen en de pieken van het park te zien.
De
volgende stop is Tawa Point. Naar
dit uitzichtpunt is een korte zijweg met op het eind een cirkel waar je de auto
kan parkeren. Ook hier weer een prachtig zicht op de gekleurde heuvels onder
ons. Deze heuvels zijn iets donkerder dan bij Tiponi Point en op sommige
plekken zit er ook meer wit tussen.
Vanaf deze locatie is er ook een trail langs de rim,
The Painted Desert Rim Trail. Dat is een 0,8 km lange wandeling (enkel) langs
de rim naar het volgende uitkijkpunt Kachina Point met Painted Desert Inn. Het pad loopt langs
een smal strookje bos. Voor een woestijngebied is de vegetatie hier opvallend
weelderig. Er groeien verschillende soorten planten en leven er verschillende
soorten dieren zoals konijnen, hazen, herten,
eekhoorns, hagedissen en raven. Verder heb je een spectaculair uitzicht op de
Painted Desert. Je loopt ook langs de rand van verschillende formaties die
miljoenen jaren oud zijn. De trail gaan we niet doen. Wel nog even genieten van
het uitzicht en natuurlijk foto’s maken.
Het
volgende uitkijkpunt is Kachina Point
en daar staat de Painted Desert Inn.
De herberg ligt op een mesa met uitzicht op de enorme en kleurrijke
geschilderde woestijn. Het gebouw dateert uit de jaren '20. De herberg heeft in
de 100 jaar veel veranderingen ondergaan. Het oorspronkelijke gebouw, uit
begin jaren twintig, was van versteend
hout. De adobe-gevel van vandaag dateert uit de renovatie periode 1937–1940
naar een ontwerp van architect Lyle E. Bennett e.a. De herberg is gebouwd van
hout en inheemse steen en in de Pueblo Revival stijl.
De stenen muren van het
gebouw zijn meer dan twee meter dik en afgewerkt met aarde-getint stucwerk. Het
gebouw heeft platte daken en die worden gedragen door stammen van Ponderosa
pijnbomen. Deze stammen steken uit door de muren en die kun je ook aan de buitenkant
zien. Het was vroeger een klein maar erg populair hotel voor mensen die de
befaamde Route-66 reden. In 1963 werd het gesloten en waren er plannen om het
te slopen. In 1976 werd de lodge opnieuw beperkt opengesteld. Het gebouw past
erg mooi in de omgeving, en kreeg in 1987 de status van National Historic
Landmark. De muurschilderingen zijn van de hand van de bekende Hopi-artiest
Fred Kabotie. In de Painted Desert Inn is nu een museum gevestigd.
De
camper aan de kant en we lopen even om Painted Desert Inn heen. Een heel apart
gebouw en het past helemaal in deze omgeving. Deze locatie is ook het hoogste
punt van het park. Daardoor hier ook weer een prachtig zicht over de roest gekleurde
heuvels.
Als
we aan de buitenrand komen zien we dat er een pad naar beneden loopt. Dat gaan
we eerst doen. Het is een vrij steil pad maar goed te doen. Via dit pad kun je ook
in de Wilderness Aerea komen. Rustig lopen we naar beneden en kijken om ons
heen. In de struiken zit een konijn te eten. Het is een fotogeniek konijn en
heeft dus helemaal geen haast. Kan ook niet want hij heeft geen hanghorloge dus
heeft geen weet van de tijd.
Hoe
lager we komen hoe meer roze de heuvels lijken, van bovenaf leken ze bruinrood.
Als we dichterbij komen zien we dat het komt door kleikorrels die roze van
kleur zijn. Het lijkt meer op Miss Piggy Hills.
Op
sommige plekken zijn deze roze kleikorrels nog nat. Als je daar in gaat staan
kleeft het heel erg aan je schoenen. Het lijkt wel purschuim. Dat plakt ook
verschrikkelijk. Hogerop tussen de heuvels liggen hier en daar brokken
versteende boomstammen. Niet zoveel als op de ander plekken in het park maar
hier liggen ze dus ook. Dan komen we op het laagste punt en lopen om een heuvel
heen en dan zien we de Wilderness Aerea. Dat is echt een wilderness. Als je
hier gaat wandelen dan is het wel belangrijk dat je genoeg drinken bij je hebt
en kaarten of een tomtom op je telefoon. Hier wil je niet verdwalen. Verder
gaan we niet en langzaamaan lopen we weer terug. Als we bijna boven zijn zien
we langs de rand bloeiende Tamarisk struiken die mooi roze bloeien. Deze
struiken hadden we niet in zo’n droge omgeving verwacht. Later lezen we dat het
echte zandbinders zijn met diepgravende wortels. De planten gedijen goed in
aride en zoute omstandigheden van de woestijn.
Onderweg
zien we nog een struik waarvan sommige takken helemaal onder de rupsen zitten.
Waarschijnlijk smaken de rupsen niet lekker want anders hadden sommige vogels
er wel raad mee geweten, op naar de Mc Fly. Hier is veel meer leven dan op de
andere locaties die we in dit park hebben gezien. Misschien komt het ook wel
omdat het nog vroeg in de ochtend is en nog redelijk koel is. Boven in een dode
boom zit een soort vink uit volle borst te zingen, prachtig. Op sommige rotsen
prachtige plakkaten oranje korstmossen. Echt een teken dat de lucht hier heel
schoon is. We zijn weer terug bij de Painted Desert Inn en de deur staat open
dus gaan we even kijken. Het is sober ingericht met wat tafels en stoelen. Hier
en daar bordjes met informatie.
In
1947 werd het pand door de bekende architect en interieurontwerper van Harvey
Company, Mary Jane Colter, hersteld en gerenoveerd. Colter creëerde een nieuw
interieur kleurenschema en bracht andere veranderingen aan. In de Trading Post
Room een plafond met een nieuw dakraam dat door de lichtinval prachtig oplicht.
Het dakraam heeft meerdere panelen van doorschijnend glas en versierd met
Indiase aardewerkontwerpen. De herberg heeft nog steeds de originele Fred
Kabotie muurschilderingen. De Hopi-kunstenaar bracht op de muren van de
eetkamer prachtige muurschilderingen aan die de Hopi-cultuur afbeelden. In het
pand staat ook nog een rotsblok met een petroglief afbeelding van een bergleeuw
of poema. Dit rotsblok werd pas in 1930 ontdekt en wordt beschouwd als een van
de mooiste, meest levendig geanimeerde en levensechte petroglief afbeelding van
bergleeuwen in de regio.
Het
is tijd weer verder te gaan naar het volgende uitzichtpunt. De weg buigt iets
af en aan het eind van een korte zijweg heb je het vierde uitkijkpunt, Chinde Point. Hier liggen een aantal
versteende bomen. Vanaf het uitzichtpunt heb je zicht op een aantal die erbij
liggen alsof het bruggen zijn waar je overheen kunt lopen. Sommige van de
versteende bomen zijn zo goed bewaard gebleven dat je de knoppen nog kunt zien.
De
weg buigt veraf en we komen nu bij Pintado
Point. Vandaar hebben we een prachtig zicht over het westelijke deel van de
Painted Desert. Helaas is het vandaag niet helder genoeg. Daardoor kunnen we de
San Francisco Mountains niet zien. Toch is en blijft het een prachtig uitzicht.
Het
is tijd voor een bakje, ja en dan is zo’n camper weer ideaal. Alles bij de
hand, koffie, koek en natuurlijk een toilet. Onder het koffiedrinken genieten
we weer van de rode, paarse en bruin gestreepte heuvels. Nu hebben we er al
heel veel gezien en ondanks dat veel op hetzelfde lijkt, blijft het mooi. Van
waar we staan zien we ook wegen, nou, zandpaden, door het gebied lopen. Als we
goed kijken zien we dat het geen wegen zijn maar droge rivieren.
Na
de koffie overleggen we even wat we gaan doen. Er zijn nog drie uitkijkpunten
en gaan we die nog doen? We hebben het idee dat we ongeveer hetzelfde gaan zien
als nu, alleen dan vanuit een andere hoek. Daarom besluiten we Nizhoni Point, Whipple Point en Lacey Point
over te slaan. We hadden gelezen dat dit ook uitzichtpunten zijn over de
woestijn. Petrified Forest National Park is zeker de moeite waard, vooral de versteende
bomen. Wat Painted Desert betreft moeten we eerlijk zijn en vonden we Little
Painted Desert toch iets mooier, maar dat is persoonlijk. We draaien om en gaan
terug naar de uitgang en dan verder over de I 40 richting Chambers.
Tot
aan Chambers is het landschap kaal en droog. Bij Chambers nemen we de de 191
North en wordt het landschap anders. Nog wel droog en glooiend maar ook meer
lage groene struiken. Het doet wat vriendelijker aan. We rijden door een gedeelte
van Navajo Nation.
De Navajo worden ook wel Dineh genoemd en
zijn Noord-Amerikaanse indianen van wie het grootste deel verblijft in Dinetah,
het Four Corners Reservaat of wel Navajo Nation. Het gebied bevat het
zuidenoosten van Utah, noordwesten van New Mexico en noordoosten van Arizona.
De naam Dineh is volgens sommige bronnen afkomstig zijn van de Spanjaarden en
volgens andere bronnen van de Pueblovolkeren. Navajo zou afgeleid zijn van een
woord dat ‘dief van het land’ betekent.
De naam Navajo wordt tegenwoordig nog door veel mensen gebruikt, hoewel het volk zelf de naam Dineh prefereert. De uitspraak is na-WA-cho, de Anglo-Amerikaanse verbastering daarvan is NA-va-ho. De stam kent een veelbewogen geschiedenis en een rijke cultuur, die tot de dag van vandaag met trots uitgedragen wordt.
De Dineh stammen samen met de N'de (Apache) af van
Athabaskan-volken, ze spreken namelijk bijna dezelfde taal. Aangenomen wordt
dat de Athabaskan tijdens de laatste ijstijd via een landbrug over de bevroren
Beringzee van Azië naar Noord-Amerika zijn gekomen. Via Alaska kwamen ze
terecht in het huidige Canada. Deze voorouders (Athabaskan) van de Dineh en
N'de trokken rond 1500 in groten getale naar het diepe zuiden van Amerika en ontwikkelden
zich tot nomaden in de woestijn- en prairiegebieden van Arizona, Utah, New
Mexico en Colorado. In het zuidwesten woonden al andere stammen in
Pueblo-dorpen. De Navajo waren een nomadische stam, die regelmatig de
Pueblo-dorpen aanvielen. Tegen de tijd dat de eerste Spanjaarden arriveerden in
de vijftiende eeuw, hadden de Navajo vele gebruiken overgenomen van de Pueblo.
Zo hadden ze de rooftochten verruild voor landbouw.
Oorspronkelijk vormden de Dineh en N'de één volk,
maar om onbekende redenen heeft de groep zich gesplitst. Toen de Dineh zichzelf
al jaren op de vlakten voorzagen van voedsel door schapen, bizons en landbouw,
woonden de N'de nog steeds in de bergen van de San Francisco-mountains. Voor
het contact met Pueblos en de Spanjaarden waren de Navajo's grotendeels jagers
en verzamelaars. Toen ze in contact kwamen met de Pueblovolkeren leerden ze
akkerbouw technieken voor het verbouwen van voornamelijk maïs, bonen en squash.
In 1598 arriveerden er Spaanse en Europese
kolonisten in de Pueblo-dorpen. Zij probeerden de indianen te ‘civiliseren’ en
te kerstenen. Na de komst van de Spanjaarden begonnen de Navajo ook steeds meer
van de cultuur van de Pueblo-indianen over te nemen. Zo leerden ze onder andere
weven, zandschilderen en namen ze een deel van de mythologie over. Toen de
Spanjaarden arriveerden, begonnen de Navajo’s met het houden van schapen en
geiten. Het werd voor hen een belangrijke bron van handel en voedsel. Vlees is
nog steeds een essentieel onderdeel van het Navajo dieet. Schapen werden ook
een vorm van valuta en een statussymbool voor de Navajo's. Het aantal dieren
bepaalde of men een gezin kon onderhouden. De Navajo’s werden heel bedreven in
het spinnen en weven. Wol in dekens en
kleding werden gemeengoed. Vooral het weven van dekens ging een steeds belangrijkere
rol spelen in de Navajo-cultuur. Elke Navajo-regio ontwikkelde zijn eigen
weefpatronen die bijvoorbeeld terugkwamen in de kleding. De Navajo gebruikten
een rechtopstaand weefgetouw en maakten uiterst fijne dekens die werden
verzameld door Ute en Plains indianen. Deze Chief's Dekens, zo genoemd omdat
alleen opperhoofden of zeer vermogende particulieren ze konden veroorloven,
werden gekenmerkt door horizontale strepen en minimale patronen in het rood. De
eerste Fase Chief's Dekens hebben alleen horizontale strepen. Tweede fase waren
voorzien van rode rechthoekige ontwerpen, en de derde fase met rode diamanten
en gedeeltelijke diamant patronen.
Verder leerden de Spanjaarden de indianen het werken op ranches en het vak van zilversmid. Zilversmeden is een belangrijke kunstvorm onder de Navajo's. Atsidi Sani (1830-1918) wordt beschouwd als de eerste Navajo zilversmid. Hij leerde, rond 1878, de zilversmeedkunst van een Mexicaan genaamd Nakai Tsosi ("Thin Mexican") en begon met het onderwijzen van andere Navajo’s hoe ze met zilver moesten werken. In 1880 waren de Navajo zilversmeden in staat tot het maken van zilveren handgemaakte sieraden waaronder armbanden en kettingen. Later kwamen daar zilveren oorbellen, gespen, bolos, haarsieraden etc. bij. Tegenwoordig worden nog veel sieraden gemaakt om te verkopen aan toeristen als een manier om het inkomen aan te vullen.
De Spanjaarden probeerden de indianen ook belasting te laten betalen in de vorm van arbeid en producten. Ook wilden de Spanjaarden de Pueblo bekeren tot het christendom. Op het uitoefenen van een niet-christelijke religie stonden zware straffen. In 1680 had een Pueblo genaamd Popé genoeg van de Spaanse praktijken en dit leidde tot een opstand tegen de Spanjaarden. De Spanjaarden vluchtten naar het huidige El Paso, Texas. De Spanjaarden zetten strafexpedities op en veel inwoners verlieten na verloop van tijd de Pueblo-dorpen en vluchtten naar de bergen of zochten onderdak bij andere stammen, waaronder de Navajo.
Een hogan, het traditionele Navajo huis is gebouwd
als schuilplaats voor de man als vrouw. De hogans voor de man zijn vierkant of
conisch met een duidelijke rechthoekige ingang. De vrouwelijke hogan is een achtzijdig
huis. Beiden zijn gemaakt van hout en bedekt met modder, met de deur altijd op
het oosten om de zon elke ochtend te verwelkomen.
Omdat ze in het droge Four Corners gebied woonden,
werden de huizen gemaakt van gedroogde modder. Navajo's hebben ook
verschillende types hogans voor accommodatie en ceremonieel gebruik. Navajo's
maakten hun hogans op traditionele wijze tot de jaren 1900. Daarna begonnen ze
met hogans te maken in zeshoekige en achthoekige vormen. Hogans worden nog
steeds gebruikt als woningen, vooral bij oudere Navajo’s. Zij maken ze nog op
traditionele wijze maar meestal wel met moderne bouwmaterialen en technieken.
Sommige hogans worden nog specifiek gehandhaafd voor ceremoniële doeleinden. De
meeste Navajo indianen van vandaag wonen in appartementen en in huizen van
stedelijke gebieden.
Op 31 augustus 1849 bezochten James Calhoun en
kolonel James Washington als afgevaardigden van de Amerikaanse overheid een
conferentie met de plaatselijke Navajo in de Chuskabergen (Arizona). Ze wilden
overheidsplannen bespreken om forten in de regio te bouwen waar kolonisten zich
konden vestigen. De bijeenkomst eindigde door een misverstand in een rel,
waarbij zeven Navajo-indianen door de Amerikanen werden gedood. De Navajo’s die
het overleefden verspreiden het verhaal over het incident. Dit leidde tot grote
haat tegen de Amerikaanse overheid. Een paar Navajo indianen, waaronder
Zarcillo Largo en Ganado Mucho, tekenden verdragen met de Amerikanen. Aangezien
er geen officiële leiders onder de stammen waren en slechts weinig anderen
kennis hadden van de verdragen, ging niemand er in mee. De Amerikaanse overheid
besloot ondanks de mislukte conferentie toch een fort te bouwen in
Oost-Arizona. Dit leidde onder de Navajo tot nog meer haat tegen de Amerikanen.
Uit wraak vermoordden ze een slaaf van een Amerikaanse commandant. De
Amerikanen waren woedend en eisten uitlevering van de moordenaar. Largo bood de
Amerikanen geld aan, maar dit werd geweigerd. De Navajo brachten vervolgens een
dode Mexicaan en wezen hem aan als moordenaar. De Amerikanen trapten er echter
niet in en vermoordden een aantal Navajo. Eind april 1860 besloten duizenden
Navajo-krijgers onder leiding van Manuelito en Baboncito het Amerikaanse fort
aan te vallen. Ze kregen het bijna in handen.
In 1862 werd generaal James Carleton aangesteld als
nieuwe commandant van Nieuw-Mexico. Aangezien de lokale kolonisten bang waren
voor de Navajo kreeg Carleton van de Amerikaanse overheid toestemming om de
Navajo uit het gebied te verwijderen, indien nodig met geweld. Een andere reden
om de Navajo te verwijderen was het vermoeden dat het gebied rijk was aan
kostbare mineralen zoals goud. Christopher Carson leidde de operatie tegen de
Navajo. Hij trok hiervoor naar Fort Defiance in Arizona en gaf het bevel dat
alle indianen die zich niet overgaven, zouden worden vermoord. Hij trok vanuit
daar met zijn troepen naar, de voor de Navajo heilige, Canyon de Chelly. Carson
paste de tactiek van de verschroeide aarde toe, waardoor de Navajo geen eten
meer hadden.
Eind 1864 hadden 8.000 Navajo zich overgegeven. Ze
moesten meer dan 640 kilometer lopen naar Fort Sumter in het oosten van
Nieuw-Mexico. Deze wandeling ging de Navajo-geschiedenis in als ‘The Long
Walk’. Slechts een aantal Navajo lukte het te ontsnappen. Eenmaal aangekomen in
het fort stierven vele Navajo door gebrek aan eten en verzorging. De
niet-indiaanse bevolking reageerde boos en uitte kritiek op Carletons plan. Er
werd besloten om de Navajo over te brengen naar Oklahoma. De Navajo-leider
Barboncito weigerde dit en eiste dat ze terug werden gebracht naar hun
thuisland. Uiteindelijk kregen de Navajo 3,5 miljoen hectare land in het
noordoosten van Arizona en het noordwesten van Nieuw-Mexico van de Amerikaanse
overheid. Daarnaast ontvingen ze benodigdheden voor landbouw en scholing.
Tegenwoordig leven er nog ruim 300.000 Navajo in de
reservaten die ze toegewezen kregen van de overheid. Hun grondgebied is echter
flink uitgebreid en omcirkelt het hele territorium van de Hopi-indianen. Soms
delen de Navajo stukken land met de Hopi.
In de Tweede Wereldoorlog speelden vierhonderd
Navajo Code Talkers een beroemde rol bij het door het doorgeven van radioberichten.
Met behulp van een code op basis van hun eigen taal, die voor de Japanners niet
te begrijpen is, gaven ze berichten door.
In de jaren 1940, werden grote hoeveelheden uranium
ontdekt in Navajo land. Vanaf dat moment en in het begin van de 21e eeuw lieten
de Verenigde Staten mijnbouw toe zonder bescherming van het milieu,
mijnwerknemers, waterwegen en land. De Navajo's hebben een hoge prijs betaald
door ziekten, miskramen, diverse soorten kanker en dood als gevolg van
milieuverontreiniging. Sinds 1970, heeft de wetgeving geholpen om de industrie
te reguleren en de kans op ziekten door straling te verminderen. De Navajo’s
hebben schade geclaimd bij de Amerikaanse overheid maar nog geen compensatie
ontvangen.
Ons einddoel voor vandaag is Canyon de Chelly National Monument en onderweg komen we nog langs de Hubbell Trading Post National Historic Site. Daar willen we ook even gaan kijken. Dat is een oude handelspost. De route gaat over de 191 en de weg is niet super maar best te rijden. Omdat de weg glooit, is het een leuke en afwisselende route al is er onderweg niet veel te zien. Na ongeveer een uur rijden komen we in het plaatsje Ganado en slaan af op de 264 west. Na een paar minuutjes zien we de afslag naar de Hubbell Trading Post. Als je zo aan komt rijden en de traiding post zo ziet liggen aan het eind van een laan bomen, waan je je helemaal terug in de 18e eeuw. Alleen het paard is nu een camper geworden. Er is een groot parkeerterrein waar we onze camper makkelijk kwijt kunnen. Onder de bomen, in de schaduw stappen we uit.
De handelspost is een groot vierkant gebouw wat opgemetseld is uit rotsblokken. We lopen om het gebouw en gaan naar binnen en komen in een soort winkel. Alles is nog in oude staat en dit is heel leuk om te zien. Je ziet dit soort winkels weleens in Westerns maar nu sta je echt in zo’n shop. Heel leuk, al zijn de producten nu natuurlijk wat moderner maar dat mag de pret niet drukken.
Deze oude handelspost is dus nog steeds in gebruik. De oorspronkelijke bewoners verkopen tot op de dag van vandaag hun handelswaar in dit gebouw. Als je meer wilt weten over de indiaanse geschiedenis en kunst dan ben je hier ook op de juiste plek. Tegenwoordig valt deze tradingpost onder de National Park Service. In het bezoekerscentrum kun je zien hoe prachtige kleden, voorzien van de meest ingewikkelde patronen, geweven worden door Indiaanse vrouwen. De vrouwen weven deze kleden altijd uit hun hoofd zonder voorbeeld. Aan het plafond hangen allemaal schalen die gemaakt zijn van gevlochten riet of ander materiaal.
Trouwens er is heel veel te zien, alles staat bomvol. Er is een soort bibliotheek, er liggen chief blankets, en het plafond hangt vol met van alles en nog wat, van oude veldflessen tot paarden halsters. Op de zijwand een wapenrek die van onderen naar boven helemaal vol ligt met geweren.
Hubbel Traiding Post National Historic Site is een historische site, met een tentoonstellings centrum in Ganado, Arizona, langs Highway 191 ten noorden van Chambers. Het wordt beschouwd als een ontmoetingsplaats van twee culturen, tussen de Navajo en de kolonisten, die naar het gebied kwamen voor de handel. De handelspost werd in 1960 uitgeroepen tot National Historic Landmark.
In
1878, kocht John Lorenzo Hubbell, deze handelspost, tien jaar nadat de Navajo’s
terug mochten keren naar de regio Ganado. Ze kwamen terug van hun Amerikaans
opgelegde ballingschap in Bosque Redondo, Fort Sumner, New Mexico. De Navajo
waren door Kid Carson gevangengenomen en naar New Mexico verbannen. In de
Navajo geschiedenis is dit bekend als de "Long Walk of de Navajo."
Toen
de Navajo's terugkwamen van The Long Walk in 1868, vonden ze hun kuddes
gedecimeerd en hun akkers verwoest. Hun manier van leven werd uit elkaar
gescheurd en hun leven was voor altijd veranderd. De Navajo's werden geplaagd
door een economische depressie in de late 19e eeuw en als gevolg van The Long
Walk. Zo werd de handel steeds belangrijker.
De
eerste handelspost bestond uit hout en doeken. In 1883 werd begon met de bouw
van het stenen gebouw. Uit de zuidelijke oever van de Pueblo Colorado Wash
werden zware zandsteen blokken gehaald om er muren van te metselen. Het leven
in dit gebied was gecentreerd rondom Hubbell Trading Post. Het idee van de
handel was niet nieuw voor de Navajo's. Indiaanse stammen in het zuidwesten
bedreven al eeuwen onderling handel. Tijdens de vier jaar van internering in
Bosque Redondo, leerden de Navajo’s nieuwe dingen kennen zoals meel, suiker,
koffie, bakpoeder, conserven, tabak, gereedschap, kleding, etc.
Handeldrijven
met Hubbell werd steeds belangrijker voor de Navajo's. De handelaar was het
enige contact met de buitenwereld voor de Navajo’s buiten het reservaat. Voor
de Navajo’s was handel letterlijk broodnodig. De reden was om hun producten van
eigen bodem aan te vullen, er was namelijk gebrek aan van alles. Alleen Hubbel
kon de Navajo de gewenste goederen leveren. In ruil voor goederen van de
handelaar verhandelden de Navajo's wol, schapen en, later, tapijten, sieraden,
manden en aardewerk. Dat was jaren voor er contant geld werd gebruikt tussen de
handelaars en de Navajo's.
De
Hubbell familieleden beheerden de trading post tot het werd verkocht aan
National Park Service in 1967. De handelspost is nog steeds actief en wordt
geëxploiteerd door de non-profit Western National Parks Association. Zij
onderhouden nu de handel in de tradities van de familie Hubbell.
Vandaag
de dag staat Hubbell Trading Post National Historic Site nog steeds op de
oorspronkelijke 65 ha grootte locatie waar het ooit gebouwd is. De gebouwen
bestaan nu uit een handelspost, waar nu het bezoekerscentrum is, een familiehuis
en enkele bijgebouwen. De winkel heeft nog steeds de houten vloer en de muren
van de dagen van weleer. Op de deurpost, tussen de handelspost en de
privéruimte, zijn de initialen gesneden van Hubbel.
John
Lorenzo Hubbell's vader was een Anglo, zijn moeder Spaans. Hij groeide op in
Pajarito Mesa, New Mexico, een klein dorpje net ten zuiden van Albuquerque. Hij
kwam naar dit gebied in 1876. In 1878 kocht hij een paar kleine gebouwen van
een handelaar genaamd William Leonard en hij stortte zich in het bedrijfsleven.
Hij was drieëntwintig jaar oud, single en op zoek naar een Navajo die hem de
taal en gebruiken van het volk kon leren. Hij leerde zeer snel en beheerste
drie talen, Engels, Spaans en Navajo.
Hubbell
trouwde met een Spaanse vrouw met de naam Lina Rubi. Zij kregen twee zonen en
twee dochters. Hun familiehuis begon als een gewone adobe die de familie Hubbell
steeds comfortabeler maakte. In 1902 was na vele toevoegingen het familiehuis
klaar. In sommige opzichten, en voor die tijd, zelfs luxueus. Schilderijen en
veel kunstvoorwerpen en vele grote Navajo tapijten sieren nog steeds het
interieur. In tegenstelling tot veel andere handelaren, die met hun families
terug keerden naar hun geboortegrond, heeft de hele Hubbell familie het
grootste deel van hun leven in het dorp Ganado doorgebracht. De Hubbells
woonden er tot 1967.
Na
de winkel en het museum gaan we weer naar buiten en lopen naar achteren. Daar
is een schuur waar ze vroeger de paarden stalden. Op zolder lag het hooi. In
een andere schuur staan nog oude wagens en koetsen.
In de schuur is het donker en foto’s maken is moeilijk maar met de flits lukt het enkele mooie opnamen te maken. Het is daar erg stoffig en ook rommelig. Als ze dit niet beter onderhouden blijft er op de lange termijn niets van over. Aan de achterkant van de gebouwen is een soort binnen plaats, een groot grasveld. Aan de zijkant is een kraal waar ze vroeger de dieren, paarden en ander vee in opsloten. Op een ander veldje staan een heleboel oude landbouwmachines. Even kijken. Er staat van alles, ploegen, machines om te maaien, dorsen, zaaien, er staat van alles en nog wat. Ook hier weer; als ze het niet onderhouden blijft er niets van over, jammer.
In een schuur liggen allemaal houten wagenwielen, helaas zijn de meesten stuk. Het is mooi te zien hoe ze in die tijd zulke gehouwen al konden maken. Degelijk. De deuren van een schuur bestaan bijna uit massieve boomstammen. Oude deuren zonder een kwastje verf en zo te zien gaan die nog wel honderd jaar mee. Dat komt ook omdat het hier droog is. Rotting en schimmels krijgen hier geen kans.
Het
was leuk hier even rond te lopen en het bekijken was zeker de moeite waard. Nu
gaan we weer verder. In de camper en op weg naar Canyon de Chelly. Eerst nog
een stukje over de 264 en dan weer over de 191 north. Het rijdt weer prima en
na een tijdje komen we in Chinle. Het is geen mooi dorp en het komt bij ons wat
troosteloos en armoedig over. Van de 191 gaan we over op de 7 die ook door het
park gaat. We rijden nog een poosje over de 7 die ook door het dorp gaat. Na
een tijdje krijg je ook een afslag naar de 64. Dat is de north rim die ook door
een gedeelte van het park gaat. Wij gaan verder over de 7 naar de south rim.
Via een grote bocht rijden we langzaam omhoog naar de rim van de canyon.
Canyon de Chelly is een National Monument in Navajo Nation. Het park ligt in Arizona
tegen de grens van de staat New Mexico. De canyon heeft hoge, steile wanden van
zo'n 300 meter hoog, groene weiden, spectaculaire rotsen en oude pueblo ruïnes.
Momenteel wonen er nog steeds Navajo's in de canyon. Door de Chinle Wash blijft
de canyon het hele jaar door groen. De vruchtbare canyon en de hoge rotsen
waren een goede beschermde plek voor de indianen die hier 4000 jaar geleden al
woonden.
De kleurrijke en steile
wanden van het Canyon De Chelly National Monument zijn ontstaan door miljoenen
jaren van langzaam omhoog rijzend land en erosie door water en wind. De naam
chelly is Spaans voor lenen en het Navajo woord Tséyi', betekend 'canyon'
(letterlijk ' binnenkant of binnenin de
rots').
Canyon the Chelly kreeg in
1931 de status van National Monument. Dit als gevolg van de vele archeologische
vondsten die er zijn gedaan. Er zijn bewijzen dat hier al meer dan 4.000 jaar
onafgebroken mensen hebben gewoond. Eerst waren dat de zogenaamde Archaic
People, die geen permanente woningen hadden. De sporen van hun verblijf in de
canyons zijn te vinden door rotstekeningen en achtergelaten overblijfselen van
hun tijdelijke woonplaatsen. Daarna kwamen de Basketmakers, omstreeks het jaar
200 voor Christus. Op de vruchtbare grond op de bodem van de canyon, werd voor
het eerst landbouw toegepast. In de bijna 1000 jaar dat de Basketmakers hier
woonden, werden de landbouwtechnieken steeds beter. Het volk kon goed in hun
eigen onderhoud voorzien. Ook de Basketmakers hebben veel rotstekeningen
achtergelaten, waardoor archeologen inzicht hebben gekregen in hun manier van
leven. Na de Basketmakers volgden diverse andere groepen.
De voorouderlijke
Pueblo-indianen bouwden hier de zogenaamde pit houses (puthuizen) in gaten in
de grond. Later bouwden ze woningen in verschillende nissen en hoeken van de
canyons. In de veertiende eeuw trokken de oorspronkelijke bewoners weg om
elders landbouwgrond te zoeken. Hierna kwamen de Hopi en de Navajo Indianen.
In 1805 vielen de
Spanjaarden, met als commandant de toekomstige gouverneur van New Mexico Lt.
Antonio Narbona, de Navajo’s in Canyon the Chelly aan. Het lukte de Spanjaarden
niet de Navajo’s te verslaan. In 1863, toen Arizona al van Amerika was, stuurde
kolonel Kit Carson troepen naar beide uiteinden van de canyon om de Navajo’s te
verslaan. De Navajo’s werden verpletterd en gaven zich over. De indianen werden
gedeporteerd naar Bosque Redondo in New Mexico.
Eeuwen later keerden de
Hopi-indianen, de afstammelingen van de voorouderlijke Pueblo, terug naar het
gebied om maïs en perziken te verbouwen. De Hopi bewoonden de toppen van de
mesa's (tafelbergen) en niet de canyons zelf. Ook de Navajo, die zichzelf Diné
noemen, trokken naar de canyon om er voedsel te verbouwen en schapen te hoeden.
Navajo-indianen beheren dit
Navajo Tribal Trust Land, van de Navajo Nation, in samenwerking met de National
Park Service, een situatie die uniek is in Amerika.
Ongeveer 40 Navajo families
wonen in het park en dan voornamelijk
beneden in de kloof op de bodem van de canyon. Er is slechts één ingang voor
voertuigen en alle bezoekers en voertuigen moeten worden begeleid door een
Navajo gids of park ranger. De enige uitzondering op deze regel is de White
House Ruin Trail.
Canyon de Chelly National
Monument is interessant om zijn rijke menselijke historie en ook bijzonder om
zijn indrukwekkende natuur. Het park bestaat eigenlijk uit vier grote canyons
en een groot aantal kleine zij-canyons. De vier grote canyons zijn, Canyon del
Muerto, Black Rock Canyon, Canyon de Chelly en Monument Canyon. Door deze
canyons stroomt de ondiepe en modderige Chinle Wash. Doordat er altijd water
aanwezig is, is er ook altijd veel vegetatie, zoals planten en bomen, in de
canyon. De rotswanden in het westen zijn nog laag, nog geen 10 meter hoog.
Verder naar het oosten worden de canyons steeds dieper en dus de wanden hoger
tot zelfs 300 meter hoog vanaf de bodem. In de canyons staan ook een aantal
indrukwekkende monolieten (alleenstaande rotsen), waarvan Spider Rock de meest
bekende is.
Het meest opvallende punt van
Canyon de Chelly is de 240 meter hoge Spider Rock, een zandstenen toren in de
canyon. De ingang van de Canyon is bij Chinle, in de Navajo Nation. Een bezoek
aan Canyon de Chelly is gratis, zolang het om een bezoek aan de hoger gelegen
rand van de rotsen gaat. Als u de canyon in wilt om deze te bezoeken is een
escort nodig van een Navajo. Er is één uitzondering en dat is het wandelpad dat
de Canyon in gaat naar de White House Ruins, ruïnes die dateren van omstreeks
1200. De White House Ruins Trailhead ligt zeven mijl langs de South Rim Drive.
Het wandelpad is rotsachtig en steil, maar goed onderhouden en niet te
moeilijk.
We
rijden dus op de South Rim. De weg is 16 mijl lang en langs die weg zijn 7
overlooks. Als je de route heen en weer rijdt en alle uitkijkpunten aandoet,
bedraagt de totale rijafstand ongeveer 37 mijl. Als je dit allemaal doet ben je
al snel 2 uur kwijt. De eerste overlook die we aandoen is de Tunnel Overlook. De camper op het
parkeerterrein en we stappen uit. We lopen naar de rand maar dan kunnen we nog
niet veel zien. Er is een trap die naar beneden gaat en dan verder over een
vlonder naar een uitzichtpunt. Nu kunnen we de canyon iets beter zien maar nog
niet goed. We kijken door een smalle gleuf en in de verte zien we het dal van
de canyon. In de canyon staan fruitbomen. Welk soort het is weten we niet. Toch
krijgen we een goede indruk van de prachtige kleuren van de rotswanden.
Op
naar de volgende overlook; de Tseyi Overlook.
Daar is al veel meer te zien. Je staat op een hoge rotswand en kunt al redelijk
ver in de canyon kijken. Beneden ons zien we akkers van de Navajo Indianen die
ze aan het bewerken zijn. In de diepte rijdt een trekkertje dat aan het ploegen
is en er is ook iemand met de hand bezig op zijn akkertje. Sommige stukken
worden bewerkt andere liggen braak. Het is heel leuk te zien hoe ze daar in de
diepte bezig zijn. Geen idee wat ze daar verbouwen.
De Chinle Wash slingert zich door de canyon. Langs het water staan bomen en waarschijnlijk ook fruitbomen. Welke soorten kunnen we niet zien en weten we dus niet. Ergens gelezen dat ze ook perziken verbouwden dus die zullen er wel tussen staan. Ondanks het water vlakbij de akkers vinden we het nog erg droog. Het lijkt ons niet echt vruchtbaar land. Er staan ook enkele hokjes op de akkers. Daar zullen ze wel wat gereedschap in bewaren. Het uitzicht is geweldig en je krijgt een goede indruk van de canyon, de hoge kliffen en het dal met de rivier. Je kan ook met een auto en gids door het dal rijden. Wij hebben daar niet voor gekozen en willen graag rustig de canyon van boven bekijken. Er is ook een trail naar White House Ruin en die gaan we straks doen. Dan kom je ook in de canyon en bekijken we het van onder naar boven. Beneden ons zien we een paar jeeps aankomen. Dat zal we een tour zijn met een gids. Ze scheuren ook door de Chinle Wash.
Mooi
om te zien. Het is tijd voor de volgende stop en dat is Junction
Overlook. Hier splitsen twee canyons
zich, Canyon de Chelly en Canyon del Muerto. Vanaf het uitkijkpunt zie je
overkant van de canyon. Daar staan twee losstaande rotspartijen. Achter de
rechter rotspartij splitst de canyon zich. Van afstand is dit moeilijk te zien.
Aan de linkerkant van de rechter rotspartij zien we nog een huisje staan. Door in te zomen met de camera zien we dat het een huis is waar mensen wonen. Wel modern want ze hebben zonnepanelen. Slim: de zon schijnt hier veel en een elektra kabel door de canyon zal wel niet mogelijk zijn. Er is een soort groentetuin bij de woning en onder de bomen staat ook nog wat maar wat dat is kunnen we niet zien. Lijkt ons wel eenzaam om daar te wonen maar aan de andere kant ook weer lekker rustig. De rijdende rechter hoeft hier niet te komen, geen buurman met een te hoge schutting, recht van overpad of last van een overhangende boom.
Nog meer naar rechts kijk je zo de Canyon de Chelly in, mooi! Beneden ons langs de Cinle Wash die ook wel Canyon de Chelly Wash wordt genoemd, ligt wat rommel. Er staat een oude hut of schuurtje wat ingestort is. Ach laat maar liggen. Er is toch geen buurman en rijdende rechter. Hier en daar liggen plastic vaten en een paar bulten hout. Dat zullen ze wel gebruiken als haardhout. Trouwens, de rotspartij waar we op staan is ook wel bijzonder. Op het plateau ligt een vreemd gevormde rots. Helemaal geërodeerd alsof het een kunstwerk is en door een kunstenaar gemaakt is. De lucht is hier erg schoon. Overal op de rotsen korstmossen. Korstmossen is en teken dat de lucht zuiver en schoon is. Zwarte, groene, oranje korstmossen. Het is hier droog dus het moeten wel sterke planten zijn om hier te overleven.
De volgende stop is White House Overlook. Hier hebben we het nodige over gelezen en we zijn heel benieuwd. Je kunt hier namelijk de White House Ruin Trail doen en dan ga je de canyon in. Deze trail heeft een totale lengte van 4 kilometer en een hoogteverschil van 1046 feet ongeveer 350 meter. Deze trail gaat naar een aantal cliff houses en het is de enige wandeling die je zonder gids mag doen.
Eerst
genieten we even van het uitzicht. We staan op een hoge klif die steil afloopt
naar de canyon. Je moet geen hoogtevrees hebben. Vanaf dit uitzichtpunt heb je
een geweldig uitzicht over de canyon. Beneden zien we de Cayon de Chelly Wash
die slingerend door de canyon loopt. Aan weerskanten van de wash veel bomen en
daarbuiten de akkertjes. In sommige akkertjes allemaal rondjes, lijken wel
klein zandbakken of bomkraters. Een heel vreemd gezicht, wat het is en hoe ze
ontstaan zijn weten we niet.
Heel
in de verte aan de overkant van de canyon zien we White House Ruin. Je moet wel
weten waar je moet kijken want vanaf het uitzichtpunt is het een grote afstand.
In de rotswand aan de andere kant van de canyon zien we een holte waar een
aantal ruïnes in zitten. Onder aan de rotswand zijn nog een aantal ruïnes. Door
met de camera erg in te zomen zien we de ruïnes. De White House Ruins werden
tussen 1040 en 1275 bewoond door indianen.
Het is tijd naar beneden te gaan en de trail te doen. Vanaf de parkeerplaats lopen we eerst ongeveer 100 meter naar rechts over de bovenzijde en langs de rand van de canyon. Dit is al een prachtig tochtje. Beneden zien we het pad dat we straks gaan lopen. We zien de switchbacks die we straks gaan doen. We lopen verder langs de rand. Daarna buigt het pad scherp naar links. Deze plek kun je niet missen want daar staat een bord. Bovenaan in grote letters WARNING. Er staat nog meer tekst maar die is door de jaren heen er niet duidelijker op geworden, maar we zijn gewaarschuwd. Dan dalen we af en lopen door een korte tunnel die ze in de rotswand hebben uitgehakt hebben. Vervolgens gaan we flink omlaag via een stel switchbacks. Het loopt heerlijk maar dat komt misschien ook dat we afdalen. Dat zal wel anders zijn als we weer terug moeten dat wordt klimmen. Het uitzicht is schitterend. Langs de kant van het pad een hoge rotswand en aan de andere kant de canyon met in de verte weer een hoge rotswand. Met het dalen komt de bodem van de canyon steeds dichterbij.
Onderweg zien we verschillende soorten hagedissen. Als ze ons opmerken, maken ze zich snel uit de voeten met hun 4 poten. Als we even wachten komen ze weer tevoorschijn om zich lekker op te warmen in de zon. Hoe lager we komen hoe groener het wordt. Hier en daar staan jeneverbessen. De meeste zijn mooi groen. In sommige zitten een soort heksenbezems, kleine gele stekelige bollen, heel apart en vreemd. We zien ook rotspartijen die heel apart gevormd zijn, met plooien als van de Wave, anderen lijken weer op ijshoorntjes met chocolade schepijs.
Bijna beneden komen we weer door een korte tunnel en hebben we een prachtig zicht over de vallei en de farms van de Navajo’s. We hadden gelezen dat het streng verboden is privégrond te betreden of te fotograferen. Niet dat we dat ook van plan waren. Het is ook niet zo, dat het zó geweldig is dat je naar de farms en eigendommen van de Navajo’s wilt gaan of wilt fotograferen. We staan in een brede vallei en ondanks de wash vinden wij het hier erg droog. Weilanden met dor gras met hier en daar groene bomen en een schuurtje.
Het is nog een klein stukje lopen langs de rotswand en dan komen we bij een brug die over de Cincle Wash gaat. Het is een simpele brug maar best wel een lange en luxe. De kinderen hebben de brug ook gevonden. Ze lopen door de ondiepe wash en rennen elkaar achterna door het water. Het is nu een heel ondiep stroompje maar aan de oevers is wel te zien dat het ook weleens anders is. Hele stukken zijn weggespoeld.
Als
we over de brug zijn volgen we de wash en lopen naar een groep bomen. Daar
staan een paar jeeps en onder de bomen zit een hele groep indianen. We durven
geen foto’s te maken. Door de bomen zien we White House Ruin in de rotswand
liggen. In de rotswand zit een grote holte en daarin hebben de indianen
woningen gemetseld. Het lijkt wel op die van Montezuma Castle die we in de
buurt van Sedona hebben gezien. Op het eind staat een hek en kunnen we niet
verder. Ondanks het hek kunnen we alles goed zien. Het moet voor de indianen in
die tijd een hele klus geweest zijn om alles met houten ladders naar boven te
sjouwen om het in die rotsholte te krijgen. Wij vinden het een hele prestatie.
De woningen zijn heel knap gemaakt
In
de grot zijn dus een aantal woningen maar ook aan de voet van de rotswand. Er
staan alleen nog maar een aantal muren. Je kan zien dat het woningen geweest
zijn en ook redelijk grote. Ze liggen mooi beschermd aan de voet van de hoge
rotswand. Door het hek kunnen we er niet dichtbij komen maar dat begrijpen we
best. Als je al de bezoekers toe laat, dan gaan ze over de muren en ruïnes heen
klimmen met alle gevolgen van dien. Op de rotwanden zien we een aantal
pictogrammen. Ze moeten op een ladder gestaan hebben om de afbeeldingen op de
rotswand te schilderen. Ook hebben ze verschillende soorten verf gebruikt, rood
en wit en verschillende afbeeldingen aangebracht. Sommige afbeeldingen herkennen we wel, een
dier en mens en dan een paar vreemde tekens. De laatste lijkt wel een letter
maar ook wel op een slang.
Het is trouwens een prachtig gezicht de hoge rotswand met de grot en woningen en de donkerblauwe heldere lucht. We vonden het echt de moeite waard hiernaartoe te lopen over de smalle rotspaadjes en de ruïne te zien. Het is nu tijd om weer terug te gaan. Eerst lopen we nog even naar de wash en de bomen die daar staan. Het zijn populieren en het is net of staan ze boven op de grond. De bomwortels liggen boven de grond; heel apart.
Dan
gaan we echt terug, lopen langs de wash met de stroom mee tot de brug en die
steken we over. Dan lopen we weer langs de rotswand tot we weer bij de onderste
tunnel komen. Lopen er doorheen en beginnen de tocht naar boven. In het begin
gaat het makkelijker maar hoe hoger we komen hoe steiler en dus zwaarder het
wordt. Toch is het best te doen. Als we bijna boven zijn draaien we ons even om
en genieten we nog even van de plek waar we zonet geweest zijn. Heel in de
verte, beneden ons, zien we in de bocht van de rivier nog een paar koeien
lopen. Op de heenweg hebben we die niet gezien. Dat zijn de eerste dieren die
we hier in de vallei zien.
Terug
bij de camper gaan we naar de volgende stop, Sliding House Overlook. Gezien de tijd slaan we deze overlook over.
Het uitkijkpunt ligt aan het einde van een korte zijweg. Langs de parkeerplaats
ligt een uitgestrekt gebied met slickrock. Bij deze overlook kan je een heel
stuk langs de rim lopen. Als je langs de rim naar rechts loopt zie je aan het
eind een ruïne van een pueblo. Deze is omstreeks het jaar 900 gebouwd op een
smalle richel onder een overhangende rotswand. De pueblo bestond uit 30 tot 50
kamers, en is bewoond geweest tot het jaar 1200. Van wat we gelezen hebben is
de rots omgeving rondom Sliding House Ruin bijzonder en indrukwekkend.
De
afslag naar Sliding House rijden we voorbij en gaan verder over de South Rim
richting Spider Rock. We komen langs
Spider Rock Campgroud. Even daarna heb je een afslag naar links naar Spider
Rock Overlook. Het is een vrij lange saaie weg en na een tijdje komen we langs Face
Rock Overlook. Deze overlook ligt direct langs de weg. Wij rijden door en even
later eindigt de weg bij een ruime parkeerplaats. We stappen uit en moeten dan
nog ongeveer een 100 meter lopen over een vlak pad en komen dan bij het meest
spectaculaire uitkijkpunt van het park, Spider Rock. Het is fantastisch.
Spider Rock is een smalle, in tweeën gespleten zandstenen pilaar. Die pilaar is, vanaf de bodem van de canyon, 244 meter hoog. Het uitkijkpunt bevindt zich ongeveer 300 meter boven de bodem van de canyon, we kijken dus neer op Spider Rock.
Spider
Rock vinden wij behoorlijk indrukwekkend, twee smalle naalden die oprijzen
vanaf de bodem. Daaromheen hoge rots canyons, de wash met daar weer langs
bomen, mooi. Met recht dat ze schrijven dat Spider Rock spectaculair is en daar
hebben ze helemaal gelijk in.
Volgens
een Navajo legende is Spider Rock de verblijfplaats van Spider Woman. De spinnenvrouw
heeft geleerd hoe de mensen moesten weven. Trouwens er gaan meerdere verhalen
over Spider Woman.
Spider Woman (Sussistanako of
Tse-che-Nako) is een belangrijke creatie en figuur in de mythologie, tradities
en folklore van vele Indiaanse culturen. Traditionele vertellers van de Navajo
en Diné vertellen in de wintermaanden "het seizoen wanneer Thunder
slaapt" de verhalen en legendes over Spider Woman. Dit is de periode dat
het veilig is verhalen te vertellen over bepaalde geesten, zoals Spider Woman
en North Thunder. Traditioneel worden de verhalen van Spider Woman mondeling
doorgegeven van generatie op generatie. Van de ouderen horen de Navajo kinderen
verhalen en waarschuwingen over Spider Woman. Dat, als ze zich niet gedragen,
Spider Woman hen met haar web zal vangen en ze mee zou nemen naar haar
spinnenhuis en ze op zou eten. Haar woning is op de top van Spider Rock. De top
van deze rots is wit en dat dit komt van in de zon gebleekte beenderen van Dine
(Navajo) kinderen die zich niet hebben gedragen!
Een van de legendes bij de
Native American zoals die van de Pueblovolkeren met inbegrip van Hopi volkeren
is dat Spider Woman de schepper is van de wereld. Volgens de mythologie was zij
verantwoordelijk voor de sterren aan de hemel. Ze nam een web, dat ze gesponnen
had en bedekt was met dauwdruppels en gooide het in de lucht. De dauwdruppels
werden de sterren.
Een andere legende is dat
Spider Woman in verband wordt gebracht met het ontstaan van leven op aarde.
Spider Woman bezat bovennatuurlijke kracht op het moment van de schepping, toen
Dine (Navajo) vanuit uit de derde wereld in deze vierde wereld verscheen. Ze
verschijnt in sprookjes, waar ze mensen helpt om in de natuur te overleven. Van
Spider Woman hebben de Navajo's de kunst van het weven geleerd welke zo
belangrijk is voor hun economie. Zelfs vandaag de dag raken de wevers, voor ze
aan het weefgetouw gaan zitten, met hun handen spinnenwebben aan. Hierdoor
zouden ze de wijsheid en de vaardigheid van de Spider Woman absorberen.
Een andere legende is de
volgende. Op een dag was een jonge Navajo op jacht in Dead Man's Canyon, een
zijtak van de Canyon de Chelly. Plotseling zag hij een vijandelijk stamlid die
hem achtervolgde diep de canyon in. De vreedzame Navajo keek snel van links
naar rechts, op zoek naar een plek om zich te verbergen of te ontsnappen.
Direct voor hem stond de
reusachtige obelisk-achtige Spider Rock. Wat moest hij doen? Hij wist dat het
te moeilijk was om de rots te beklimmen en hij was uitgeput. Plotseling, zag
hij voor hem een draad die vast gemaakt was aan de top van de rots.
De jonge Navajo jongen greep
de draad die sterk genoeg leek. Met hulp van de (magische) draad beklom hij de
hoge spits en ontsnapte. De achtervolger gaf de achtervolging op.
Toen de jonge Navajo de top
bereikte ging hij zitten om uit te rusten en keek om zich heen. Hij ontdekte
dat het een zeer aangename plek was met eieren van adelaar om op te eten en
dauw van de nacht om te drinken.
Tot zijn grote verbazing
vernam hij dat zijn redder Spider Woman was. Ze vertelde hem hoe ze gezien had
dat hij achtervolgt werd. Ze liet hem zien hoe ze haar sterke web-koord
verankerde aan de punt van een rots op de top. Ook liet ze zien hoe ze de rest
van het web-snoer liet zakken om te helpen naar de top van Spider Rock te
beklimmen.
Toen de jonge Navajo zeker
was dat zijn vijand vertrokken was, bedankte hij Spider Woman hartelijk voor
zijn redding. Met behulp van het magische web van Spider Woman daalde hij weer
af naar de bodem van de canyon. Snel rende hij naar huis en vertelde thuis hoe
hij gered was door Spider Woman.
We lopen linksom langs de
hele rim en bekijken Spider Rock vanuit verschillende hoeken; het is en blijft
mooi. Na een halfuurtje besluiten we weer verder te gaan. Het wordt al laat en
we gaan terug. Met de camper moeten we dezelfde route terugrijden naar de
uitgang van het park. We komen weer langs Face
Rock Overlook. Omdat we nieuwsgierig zijn stoppen we toch even. Even
kijken.
Het
uitzicht is ongeveer gelijk aan de andere overlooks, Je staat op de rim en je
kijkt naar de rim en rotswand aan de overkant van de canyon. De wash slingert
zich op de bodem door de canyon. Aan weerskanten van de wash, bomen en
struiken. Als je zo op de rim staat en naar de overkant kijkt, zie je dat de
wereld daarachter helemaal vlak is en begroeid is met lage struiken en bomen.
In zo’n vlakke wereld ligt dan voor je een brede en diepe Canyon de Chelly.
Uitgesleten over miljoenen jaren door de rivier. Als je het stroompje nu ziet,
denk je: hoe is het mogelijk. Het is en blijft indrukwekkend wat de natuur, met
behulp van wind en water, in de loop van de miljoenen jaren gecreëerd heeft.
Trump zegt; “we make America great again”. Hoeft niet America is al GREAT.
Hoe
ze trouwens aan de naam Face Rock komen weten we niet. Wel naar gegoogeld maar
niets daarover kunnen vinden. Even over rand kijken. Er staat een paal met een
bord en een soort buisjes. Als je daar doorheen kijkt zie je beneden een aantal
ruïnes. De buisjes geven de richting aan waar je moet kijken, handig. In de
diepte zien we de ruïnes.
Het
is nu echt tijd om terug te gaan; vooral omdat we ook nog geen
overnachtingsplaats hebben. We hebben nog geen idee wat we gaan doen.
Langzaam
rijden we terug naar de ingang van het park. Als we het park bijna uit zijn,
zien we de ingang waar je met een gids en je auto door de canyon kunt gaan. Er
staan een aantal jeeps en bij een gebouwtje zitten een aantal indianen
ongeïnteresseerd te kijken.
Het
is er een rommeltje. Dat verbaast ons steeds. Het is hun land en ze verpesten
het helemaal zelf. Ze moeten er van leven en toeristen brengen extra inkomsten
en dan maak je er een zootje van. Onvoorstelbaar.
Gezien de tijd slaan we
daarom de North Rim Drive ook maar over. Toch moet deze route ook de moeite
waard zijn. Daarom een korte beschrijving wat er te zien is.
Vanaf Chinle gaat de North Rim Drive, of de Arizona State Route 64, naar het noorden en loopt evenwijdig aan Canyon del Muerto (spaans voor canyon van de dood). Dit in verband met een slachting door de Spanjaarden in 1805 op de indianen in die canyon. Langs de North Rim Drive zijn drie korte zijwegen waaraan in totaal vier uitkijkpunten liggen.
Vanaf Chinle gaat de North Rim Drive, of de Arizona State Route 64, naar het noorden en loopt evenwijdig aan Canyon del Muerto (spaans voor canyon van de dood). Dit in verband met een slachting door de Spanjaarden in 1805 op de indianen in die canyon. Langs de North Rim Drive zijn drie korte zijwegen waaraan in totaal vier uitkijkpunten liggen.
Het eerste uitkijkpunt wat je
tegenkomt is Ledge Ruin Overlook. Het is niet zeker of de overlook
bereikbaar is. Informatie gelezen dat i.v.m. de veiligheid deze locatie niet
kan bezoeken. Vanaf het uitkijkpunt zie je, beneden recht tegenover het
uitkijkpunt, een liggende rotswand, de Ledge
Ruin Pueblo. De Ancestral Pueblons leefden hier tussen de jaren 1050 en
1275.
De volgende overlook is Antelope House Overlook. Hier kom je
door een stukje verder te rijden tot bij een tweede zijweg en die eindigt bij
een parkeerplaats. Vanaf de parkeerplaats is het nog ongeveer 400 meter lopen
over een rotsachtig pad met enkele trapjes.
Als je bij de overlook bent
zie je recht vooruit een massieve rots van zandsteen, de Navajo Fortress. Deze
locatie werd door de lokale stamleden gebruikt om te schuilen voor indringers.
Deze rotspartij verdeeld de canyon in twee gedeelten, naar het oosten Canyon
del Muerto en naar het zuiden Black Rock Canyon. Onder een overhangende
rotswand liggen de resten van de Antelope
House Village.
De
locatie is vaak moeilijk te zien omdat deze vaak in de schaduw ligt. Deze
uitgebreide clifdwelling bestond uit
kivas, en torens met ongeveer 50 vertrekken. De oudste resten dateren uit het
jaar 693 en men vermoedt dat Antelope House, waarschijnlijk na een overstroming,
omstreeks 1260 is verlaten. Op een rotswand in de buurt zijn tekeningen van
antilopen gevonden. Deze rotstekeningen zouden omstreeks 1830 gemaakt zijn door
de Navajo artiest Dibe Yahzi. De naam Antelope House komt van deze
rotstekeningen. Een andere, kleinere woninggroep, Battle Cove Ruin, is
zichtbaar aan de zuidkant van de canyon.
De derde, Mummy Cave Overlook is de laatste korte
zijweg. Deze splitst zich in rechts naar Mummy
Cave Overlook en links naar Massacre
Cave Overlook. Om bij beide overlooks te komen moet je een klein stukje
lopen, deels via een verhard pad, deels via slickrock en enkele trapjes. Mummy Cave Ruin is een van de
grootste ruïnes van het park. De ruïne ligt meestal in de volle zon en is een
indrukwekkend, hoekig, fort-achtig gebouw met een drie verdiepingen tellende
toren die als een steunbeer tegen de steile rotswand stond. Aan weerszijden, in
twee diepe nissen, bevinden zich nog meer restanten van woningen. De plaats was
van 300 tot 1300 in gebruik en telt tachtig kamers en drie kiva's (ondergrondse
ceremonieruimtes). De plaats werd vernoemd volgens de ontdekking van twee
mummies. Deze ruïne is bijna 1000 jaar lang permanent bewoond geweest. De
laatste bewoners zijn omstreeks het jaar 1300 weggetrokken.
Massacre Cave Overlook heeft korte paden naar twee gezichtspunten; één van
de grot, dat is een ander groot alkoof. Dit was de locatie van een massamoord
in 1805. Dit is de plek waar in de winter van 1805 Spaanse militairen 115
Navajo Indianen hebben gedood. De Navajo’s hielden zich hier schuil voor de
Spanjaarden. Volgens de overlevering waren de slachtoffers van de aanval bijna
allemaal vrouwen, kinderen en oude mannen. De ander kleine ruïne is Yucca Cave. Deze is weggestopt in een
canyon nis en is alleen bereikbaar door af te dalen in de canyon.
Terug
richting Chinle. In de buurt van het park moet wel een RV-park zijn maar we
zitten even te dubben wat we gaan doen. Morgen willen we naar de Grand Canyon
en wat we nu rijden hoeven we morgen niet meer te doen. We willen nu al zover
mogelijk richting Grand Canyon en daarom besluiten we door te rijden.
Waarschijnlijk vinden we wel een plekje bij Kayenta. We komen weer door Chinle
en weer verbazen we ons over hoe de mensen hier leven, een grote puinzooi.
Verder richting Many Farms over de 191 North. Onderweg komen we gekke dingen tegen, een indiaan met een dikke muts op. Waarschijnlijk waren zijn veren op en heeft hij maar besloten een muts op te zetten. Dan een pick-up. In de achterbak zit een hond, los. Dit is iets wat bij ons niet mogelijk is. Nu maar hopen dat de chauffeur geen noodstop hoeft te maken of als Max Verstappen op moet trekken. Bij Many Farms slaan we af naar de 59 West. Het is een weg door een desolaat landschap. Als je de ene kant op kijkt vlak en naar de andere kant een bergplateau met kliffen. Dat zijn de uitlopers van het Navajo reservaat met de First Mesa, Second en Third Mesa. Niet veel later komen we door het plaatsje Rough Rock, vertaald ruw(e) of ruig(e) rots. Het stelt niet veel voor. Van het volgende dorpje zien, Chilchinbito, zien we ook niet veel. Wat huisje en stacaravans en dat is het.
In
de verte zien we aan de rechterkant een grote rots opdoemen, die steekt boven
alles uit. Heel benieuwd of wij er dichterbij kunnen komen en waar het is. De
weg slingert en dan staat de piek ineens aan de linkerkant en dan weer aan de
rechterkant van de weg.
De piek blijkt veel verder weg te staan dan wij dachten. Op het eind van de 59 moeten we afslaan naar de 160 South. Deze gaat naar Kayenta. De grote rotspartij staat langs de 160 en wordt ook wel Church Rock Valley genoemd, de achterkant van Monument Valley.
Het is een mooi gezicht, die vrijstaande rotsformaties en pieken. Daar zou je met een 4 x 4 tussen door moeten kunnen rijden. Verder door naar Kayenta en maar hopen dat daar een RV-park is. Bij een tankstation en restaurant stoppen we even. Even vragen waar we hier kunnen overnachten. Volgens de dame achter de kassa is er in Kayenta of omgeving geen camping maar voor de zekerheid doet ze even navraag. Helaas, de dichtbij zijnde is in Tuba City. Er zit niets anders op dan door te rijden. We tanken nog even en nemen een bak koffie en gaan door. Op naar Tuba City en hopen dat daar plek is. Het begint al wat te schemeren en we vinden het niet prettig dat we nog geen plek voor de nacht hebben.
We
hebben wel ons huisje op wielen en een bed maar het is toch prettig op een
camping te staan. Wildkamperen houden we niet van. Dan vragen we wel bij iemand
of we op het erf mogen staan. Halverwege zien we in de verte, langs de weg,
twee grote pilaren opdoemen, the Elephants Feet. Als je ze zo ziet staan lijken
het net twee prehistorische versteende poten van een olifant, maar dan wel van
een supergrote olifant.
Het zijn twee geërodeerde pijlers van Entrada Sandstone uit het midden van de Jura periode. De poten zijn zelfs een keer gebruikt in een stripverhaal. Echte en verbeelde locaties met de inwoners van Coconino County, werden in 1919 tot 1944 door George Herriman’s in het bizarre en vreemde stripverhaal "Krazy Kat" gebruikt. De locatie van de poten is dichtbij de stad Tonalea, net buiten Highway 160 in Coconino County.
Het
is al bijna donker als we in Tuba City aankomen. Tuba City is niet groot maar
om niet veel tijd te verliezen gaan we vragen of hier een RV-park is, ja nog
een kleinstukje doorrijden en dan aan de linkerkant. Het klopt Quality Inn
& RV Park, 10 Main St
Tuba
City. Als we aankomen gaan we gelijk naar de receptie. Er is nog genoeg plaats
en we regelen de administratie voor we onze plek opzoeken. Blij dat we een
plekje hebben stallen we onze camper en sluiten alles aan. Het was een lange
dag maar ook weer een prachtige, wat hebben we weer veel gezien en wat hebben
we van veel kunnen genieten.
Na
het bijwerken van ons blog gaan we slapen want morgen gaan we naar de Grand
Canyon. Totaal 364 miles gereden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten