Dinsdag 19 april 2016, Payson - Sedona
Een
dag vol verrassingen
Deze
camping is een voorbeeld van een echt Amerikaans rv-park. We staan keurig
netjes recht naast elkaar, een boomsingeltje ertussen. Wij staan in het kleine
gedeelte, er is ook een stuk en dat lijkt wel een busstation, allemaal van die
grote (formaat bus in Nederland) campers. Alles is netjes, schoon en goed
geregeld. Vroeg gaan we op stap want we willen gaan lopen. Het is alweer
prachtig weer. In Payson gaan we eerst even boodschappen doen. Lachen! Met de
camper op een giga parkeerplaats, ruimte zat. Alles halen wat er nodig is,
kiezen is moeilijk want er is van alles zo veel. En wat handig, spullen in de
koeling/diepvries, nu kunnen we weer even vooruit.
Nu
gaan we op weg naar het Tonto National Bridge State Park. Het ligt maar een
klein stukje boven Payson. Het is een mooie route, dit is een mooie omgeving.
Glooiend en heuvelachtig en voor een keer groen. Veel groene struiken en
naaldbomen.
We zijn nog te vroeg en het hek is nog afgesloten dus zetten we de camper aan de kant en kijken even om ons heen. Ook mooi even de tijd voor een vroeg bakje koffie en om wat foto’s te maken van de omgeving. Hier staan heel veel jeneverbesstruiken, de hele omgeving ruikt ernaar, lekker. Na een tijdje komt de parkwachter en die doet het hek open. Rustig maken we onze koffie op en rijden het park in.
Daar
beleven we onze eerste verrassing. Het is mooi klein en knus park. Het doet wat
aan als een park in een grote stad. Gazon mooi gemaaid, overal picknick sets en
alles keurig onderhouden. We gaan naar de Historic Lodge en giftshop, daar zal
wel informatie te krijgen zijn over het park. Als we binnenkomen ziet het er
heel leuk en gezellig uit. Net een grote woonkamer. Aan de zijkant zit de
parkwachter en we vragen hem even om een brochure met trails van het park.
Tonto Natural Bridge is een natuurlijke boog in Tonto Natural Bridge State Park, ongeveer 16 km. ten noorden van Payson, Arizona. De brug wordt beschouwd als de grootste natuurlijke travertijn brug ter wereld. Tonto Natural Bridge is ongeveer 120 m. lang en de holte is op zijn breedste punt 46 m en heeft een hoogte van 56 m.
Deze
natuurlijke brug werd voor het eerst ontdekt, in 1877, door David Gowan. Een
Schot die op de vlucht was voor de Apachen en zich in dit gebied verborg. Gowan
was onder de indruk van de locatie en haalde zijn gezin over te emigreren en er
te wonen. Hij heeft geprobeerd om het land te claimen onder het argument van
homesteader. Hij bouwde in de buurt van de brug een lodge en ging er met zijn
gezin wonen tot 1948. In 1990 werd het een State Park. De Lodge staat er nog
steeds en is nu het Visitor Center.
Het
is net of zijn de oorspronkelijke bewoners er zo uitgestapt. Persoonlijk dingen
staan nog in het gebouw. Je krijgt een goede indruk hoe de mensen in die tijd
woonden en leefden.
De
omgeving van Tonto Natural Bridge State Park is vrij ontoegankelijk. Dit komt
door weinig verharde wegen, steile hellingen, ravijnen en veel dichte bossen.
Er zijn diepe V-vormige ravijnen met veel poelen die rijk zijn aan mineralen.
De rotsen zijn poreus en laten het water goed door. Het water heeft de
mineralen opgelost en holtes, grotten met travertijn (calciumcarbonaat)
formaties gevormd. Door het gebied stroomt het hele jaar de Pine Creek die de
natuurlijke brug heeft laten ontstaan.
Er
zijn genoeg parkeerplaatsen en omdat we er vroeg zijn is er plek in overvloed.
Natuurlijk beginnen met de bridge waar het park naar genoemd is; heel benieuwd
hoe het eruit ziet.
Als
eerste naar viewpoint 3 en 4 en vandaar hebben we al een prachtig zicht op de
bridge. Van bovenaf kijken we over de rand, en een stroompje water regent naar
beneden, zwaluwen vliegen er onderdoor naar hun nest aan de onderkant van de
rotsen.
Het
is maar een heel klein stroompje water wat naar beneden valt. Er hangen ook
slierten mos waar het water door heen loopt. Jammer genoeg moeten we tegen de
zon in foto’s maken waardoor ze wat overbelicht raken.
Onder ons zien we ook een observatiedek en daar gaan we nu heen. Zo kunnen we de brug van onderen af bekijken. Het is de Gowan Trail en deze is ongeveer 0.8 km lang, eindigend bij een observatiedek en bij de Pine Creek.
Onder ons zien we ook een observatiedek en daar gaan we nu heen. Zo kunnen we de brug van onderen af bekijken. Het is de Gowan Trail en deze is ongeveer 0.8 km lang, eindigend bij een observatiedek en bij de Pine Creek.
Een
pad gaat naar beneden en dan komen we over een loopbrug tot aan het
observatiedek. Wat
is dit mooi. Het water druppelt naar beneden in de Pine Creek die onder de brug
door stroomt. Je kan onder de brug doorkijken.
Je
kan verder de kloof in en tot onder de brug komen. Het water dat boven over de
rand valt drupt ons op de rug, prima. Helemaal over de rotsen en door het water
over stapstenen gaan we zo ver mogelijk. De stenen zijn erg glad dus goed
oppassen. Veel foto’s maken en gelukkig houden we onze voeten droog. Op de
rotsen hele plakkaten met mos.
Na een tijdje gaan we weer terug. Over de houten loopbrug en dan omhoog. Het is behoorlijk steil en daardoor ook een pittige klim. Aan de andere kant is ook een trail die naar de andere kant van de brug gaat. Die kunnen we ook nog wel even doen. Het is de korte Anna Mae Trail. Eerst komen we bij viewpoint 2 en hebben we weer een heel ander zicht op de canyon. Aan de overkant zien we viewpoint 1. De structuur van de rotsen is heel anders dan wij eerder gezien hebben. Zo te zien veel poreuzer. In de rotswanden zitten heel veel gaten, het lijkt wel een gatenkaas. Dat zal door de eeuwen heen wel ontstaan zijn. Het water is door de zachte rotsen heen gezakt en heeft de mineralen opgelost waardoor er gaten en holtes zijn ontstaan. Vanaf het uitkijkpunt gaat de Anna Mae Trail naar beneden. Op het eind moeten we de Pine Creek oversteken en sluit de Anna Mae Trail aan op de Pine Creek Trail. Langs de kreek lopen we richting brug. Af en toe moeten we over rotsen klimmen en door een soort grot lopen.
K. maakt weer genoeg foto's en jammer genoeg blijven beide voeten droog.
Dan
zien we de travertijn brug in volle glorie. Vanaf deze kant vinden wij het veel
mooier dan vanaf het observatie dek. Vanaf deze kant heb je een beter zicht op
de holte. Ook nu gaan we over de rotsen tot onder de brug en houden weer onze
voeten droog. Dan gaan we weer terug en nemen nog een stukje van Pine Creek
Trail. Dat is een 1,1 kilometer lange trail langs de Pine Creek. Halverwege
komen we de Friezen tegen die we gisteren ontmoet hebben op de camping in
Payson. Ook zij genieten van dit park en zijn op weg naar de brug waar wij net
zijn geweest. Via de Anna Mae Trail gaan we terug naar de camper. Het is
koffietijd dus zetten we een bakje. Buiten drinken we het op met een vers
broodje erbij, dit is vakantie! Een paar andere wandelaars lopen ons voorbij en
groeten ons. Ze vragen of wij de brug al hebben gezien. Ja dus en we leggen uit
welke trails we gedaan hebben. Het zijn mensen uit Canada en ze maken een trip
door Amerika. We vertellen elkaar waar we al geweest zijn en wat we nog gaan
doen. Leuke mensen en we laten ze foto's zien van onze woonplaats. Het valt hen
ook op dat Amerika een show land is, veel uiterlijk vertoon en gebakken lucht
maar ook hartelijk en spontaan. Na de koffie besluiten we verder te gaan. De
Waterfall Trail slaan we over. In de Pine Creek stroomt niet zoveel water dus
we denken dat de waterval ook niet zoveel voor zal stellen.
Als
we het park verlaten hebben gaan we verder over de 260, richting Camp Verde.
De
volgende verrassing is dat we over een bergpas in een totaal ander landschap
terecht komen. Hier is veel bos en we kunnen zien dat we hoog zitten.
Langzaamaan begint de weg te dalen en wordt de omgeving weer vlakker en droger.
Onderweg komen we door hele kleine dorpjes zoals Pine en Strawberry. De naam
Pine begrijpen we wel want er staan hier veel dennenbomen maar strawberry? Er
is geen aardbeiveld of aardbei te zien.
Trouwens de dorpjes stellen niet veel voor, vergane glorie. De andere, wat minder leuke verrassing, was de rit. Die ging door heuvels en dalen en duurde veel langer dan we gepland hadden. Bijna aan het eind van de 260 is het dorpje Camp Verde. Daar is een oud fort wat gedeeltelijk in oude staat hersteld is. Het moet wel interessant zijn maar vandaag moeten we keuzes maken. We kunnen niet alles doen wat in ons roadboek staat, dus slaan we het fort over.
Fort Verde State Historic Park. In het midden van de 19e eeuw verbouwden
kolonisten in de buurt van de Verde River maïs en andere gewassen. De
gewassen werden verkocht aan de inwoners van Prescott. Dat was op dat moment de
territoriale hoofdstad met dichtbij een mijn en dus veel mijnwerkers. Voor die
producten kregen ze goede prijzen. Door de snelle groei van de bevolking en de
mijnbouw werd de economie van de indianen ontwricht. De indianen, de Dilzhe'e,
Apache en Yavapai, raakten hun land kwijt en er was minder gelegenheid om te
jagen en verzamelen. Op hun beurt roofden de indianen de gewassen van de boeren
voor voedsel.
De boeren vroegen daarop om
militaire bescherming van het Leger van Verenigde Staten. Daarop stuurde het
leger in 1865 de infanterie en Fort Verde was een feit.
Tegenwoordig is het fort in
Fort Verde State Historic Park te bewonderen. Er staan vier overgebleven
gebouwen op de site. Die zijn niet alleen van belang als historisch symbool
maar ook om hun architectonische betekenis. Het is het best bewaarde fort in
Arizona als voorbeeld van de Indian Wars periode. In de gebouwen staan allemaal
nog objecten uit de tijd dat de militairen daar gelegerd waren. In het park
vind je een verscheidenheid aan woestijn planten en dieren, waaronder mesquite
trees, cactusvijgen, coyotes, en javelinas.
Het fort ligt aan de oevers
van de Verde River en werd voor het eerst bemand in 1865. Na de dood van
president Lincoln heette het een tijdje Camp Lincoln. In 1868 bleek deze naam
echter veel voor te komen. Om verwarring te voorkomen werd er voor Fort Verde
gekozen.
Rond deze tijd werd Arizona volop
ontwikkeld door een toenemend aantal pioniers en al snel bleek het fort te
klein. Bovendien bleek het niet zo slim te zijn geweest om aan de oevers van de
Verde River te gaan zitten, aangezien het een broeinest was voor malaria (toen
de intermittent fever genoemd). In 1870 verplaatste het leger Fort Verde naar
een hogere, bredere plek aan de westelijke oever van de Verde. Daar waait het
bijna permanent, zodat de vlag klappert.
Wat er nu nog staat in Fort
Verde State Historic Park, dateert uit 1871. Toen bouwde het leger 22 gebouwen
op een grasvlakte, met in het midden een kaal veld om te marcheren. Het fort
werd een belangrijke post in de oorlog tegen de Indianen. Bekend is de
zogenoemde Winter Campaign of de Centraal Arizona Indian Wars van 1872-73 onder
generaal George Crook. Maar de soldaten moesten over het algemeen meer werk
verrichten met hun schop en pikhouweel dan met hun geweer.
In Fort Verde State Historic
Park zijn dus nog vier originele gebouwen over, waaronder het huis van de
commandant, dat voor de officieren en dat van de dokter. In het gebouw, wat
later de school werd voor het dorp, is een aardige tentoonstelling ingericht.
Dit soort forten werd nooit
aangevallen, dus het hoefde ook niet bijzonder beschermd te zijn. De belegerde
forten zijn een uitvinding van Hollywood. Het leven van een soldaat bestond
vooral uit het verdrijven van de verveling. Ook de trips naar saloons in
nabijgelegen dorpen zijn een verzinsel van de film. Op ongeoorloofde
afwezigheid stond de doodstraf. Deze soldaten kwamen maar heel zelden bij Mrs.
Horn's Saloon, een paar kilometer verderop (ze verkocht waarschijnlijk ook
andere behoeften voor eenzame soldaten). In 1970 kreeg het fort de status van State Park.
Wat we willen zien is Montezuma Castle National Monument. De Casa Grande Ruins National Monument moesten we eerder gezien de tijd overslaan en nu willen we toch een keer cliffdwellings zien. In de staat Arizona zijn 18 National Monuments. Gezien de beschikbare tijd lukt het niet om ze allemaal te bezoeken. We gaan naar een aantal toe, zoals Montezuma Castle NM en die worden in dit verslag beschreven. Van een aantal die we niet konden bekijken maar die wel in de route lagen wordt in het reisverslag een korte beschrijving gegeven. Eventueel kunnen mensen die dit verslag lezen, een keuze maken om het park zelf eens te bezoeken. De National Monumenten zijn in vier hoofdgroepen te verdelen. National Monuments met bijzondere woestijn-flora en –fauna, met een historisch onderwerp en met name historische indianenwoningen en andere National Monuments.
Er zijn in Arizona en de
omringende staten dus veel oude Indiaanse ruïnes welke een National Monument
zijn. In Arizona staan nog een flink aantal oude ruïnes en de geschiedenis
hierover is interessant om te lezen.
"Ancient Pueblo
Peoples" (Oude Pueblovolkeren) waren volkeren in een oude Indiaanse
cultuur die in het huidige Four Corners gebied woonden. We hebben het dan over
het zuiden van Utah, noordoostelijk Arizona, het noorden van New Mexico en het
zuidwesten van Colorado. Deze volkeren werden ook Anasazi, of Pueblocultuur genoemd.
Het woord Anasazi is Navajo voor "Ancient Ones" of "Oude
Vijand". Het is niet duidelijk wanneer deze cultuur is ontstaan is maar
men vermoed ongeveer de 12e eeuw voor Christus. Het woord Anasazi wordt door de
Navajo zelf niet gebruikt voor hun voorouders. De cultuur verdween rond 1450 na
Christus en is opgegaan in andere stammen.
Het landschap in deze
uitgestrekte regio varieert sterk. Ook de plateau hoogtes variëren van 1.500
tot 2.600 meter. Er zijn gebieden van zandsteen- of kalksteenlagen en die
bedekken soms de makkelijker eroderende lagen. De zachtere steenlagen
erodeerden sneller waardoor er overhangende rotsen, grotten en holtes
ontstonden. De Ancient Pueblo Peoples gebruikte zulke grotten en holtes voor
schuilplaatsen en als bouwplaatsen. Deze oude volkeren hadden
gemeenschappelijke huizen, ook wel pueblos genoemd. Ook woonden ze in rots woningen
of cliff dwellings. De pueblos en rots woningen waren zo ontworpen dat ze
alleen toegankelijk waren met ladders die tijdens vijandelijke aanvallen naar
boven getild konden worden.
De naam Pueblo, Spaans voor
dorp, komt van Spaanse ontdekkingsreizigers; dit vanwege de specifieke stijl
van bouwen. De Ancient Pueblo cultuur is misschien het best bekend geworden
door de stenen en adobe woningen die gebouwd werden langs rotswanden. Adobe
structuren zijn gebouwd met bakstenen gemaakt van zand, klei en water, met wat
vezelig of organisch materiaal, gevormd met behulp van frames en gedroogd in de
zon.
De zogenaamde pueblos,
dorpen, waren vaak alleen toegankelijk met een touw of door de rotsen te
beklimmen. De eerste Ancient Pueblo huizen en dorpen waren gebaseerd op het
put-huis, in het Engels een ‘pithouse’ (een huis dat half begraven is in de grond).
In de loop van de tijd ontstonden grote complexen, bekend als "Grote
Huizen". De complexe bouwwerken hebben soms honderden kamers. De
individuele kamers waren groot, met hogere plafonds dan de pueblos in de
voorgaande perioden.
In de grote dorpen was in het
midden een plein. Dit plein was bijna altijd omringd met bouwwerken van
afgegrendelde kamers of hoge muren. De huizen waren vaak vier of vijf
verdiepingen hoog, met uitzicht op het plein. Al deze indianen woningen zijn
rond 1450 verlaten. Vermoedelijk als gevolg van droogte en of door oorlogen. De
Ancient Pueblo Peoples waren een van de vier belangrijkste prehistorische
culturen in het Amerikaanse zuidwesten. Ze worden soms ook aangeduid als
Oasisamerica. De anderen zijn de Mogollon, Hohokam en Patayan.
Ironwood Forest National
Monument is nog maar kort een
National Monument, pas in het jaar 2000. Ironwood
Forest Nationaal Monument dankt zijn naam aan de oudste bomen in de
Sonorawoestijn, met de naam "Ironwood". Het monument ligt langs de
Interstate 10 van Phoenix naar Tucson, tussen Picacho Peak State Park en Saguaro Nationel Park West.
Het monument heeft veel
planten en dieren die ook elders in de Sonorawoestijn voorkomen, maar het
zogenoemde Ironwood (ook bekend als Desert Ironwood, (Olneya tesota) komt
eigenlijk alleen in dit gebied voor. De Olneya tesota is een 15 meter grote
bloeiende boom met peulvruchten. Het is een zeer langlevende boom en een aantal
exemplaren zijn naar schatting meer dan 800 jaar oud. Desert Ironwood is de
hoeksteen voor andere soorten omdat de boom schaduw en bescherming voor jonge
zaailingen van andere soorten geeft die daar willen ontkiemen. De boom wordt
daarom ook wel nursing tree genoemd. Ondanks het barre woestijnklimaat met ‘s
nachts lage temperaturen en overdag tot 41 ° C kan de ironwood daar groeien. De
Ironwood biedt ook schaduw en broedgelegenheid voor vogels. de naar lavendel
geurende en gekleurde bloemen voorzien bijen en andere insecten van nectar. De
bloemen produceren peulen en de bonen zijn weer voedsel voor verschillende
woestijndieren. Ironwood hout is ook erg zwaar, het zinkt in water. In het hout
zitten bepaalde stoffen waardoor het niet vatbaar is voor bacteriën en daardoor
ook niet rot.
Het Monument heeft een ruig maar gevarieerd landschap met bergen en valleien en ligt op zo'n 1800 tot 4200 meter. In het park zijn meer dan 200 Hohokam en Paleo-Indische archeologische vindplaatsen gevonden die gedateerd zijn tussen 600 en 1450. In het park zijn weinig faciliteiten. Je kunt er primitief kamperen, wandelen, mountainbiken, wilde dieren en planten bekijken, fossiele en geologische bezienswaardigheden, en historische en archeologische sites bekijken.
Aan
het eind van de 260 nemen we de I 17 north, richting Flagstaff. Niet veel later
zien we een afslag naar Montezuma Castle
National Monument. We nemen de Montezuma Castle Road en rijden naar het park.
Het is hier behoorlijk groen. Waarschijnlijk komt dat omdat het hier laag ligt
en de Verde River en
Wet Bever Creek hier lopen.
Niet veel later zien we de parkeerplaats en zoeken een plekje voor de camper.
Montezuma Castle is een achthonderd jaar oud wooncomplex, genesteld tegen een klif wand,
ook wel cliff dwellings genoemd. De Beaver Creek Canyon, ligt niet ver van het
stadje Camp Verde. Cliff Dwellling is de archeologische term voor de woningen
van de prehistorische Ancestral Puebloans, die zijn gebouwd in nissen en onder
overhangende rotsen in hoge kliffen. De Sinagua-indianen kozen deze waterrijke
locatie in een droge omgeving als plek om zich te vestigen, en hun goed geconserveerde
woningen zijn nog steeds te bezichtigen.
De Sinagua is een
prehistorisch volk dat zich vanaf de achtste eeuw na Christus in de vallei van
de Verderivier vestigde. Ze bouwden het ‘kasteel’ rond het jaar 1200. Net als
veel andere indianen van het zuidwesten woonden ze in grote complexen van
aaneengesloten woningen en gebouwen. De Sinagua Indianen leefden voornamelijk
van jacht en van landbouw maar dreven ook succesvol handel met andere
indianenstammen uit de regio De naam Sinagua komt van het Spaans voor ‘zonder
water’. Net als veel andere stammen in Arizona legden ook zij irrigatiekanalen
aan voor het bevloeien van een akkers.
In de periode 1400 tot 1450
hebben veel mensen hun toenmalige woningen verlaten. Waarom is niet duidelijk
maar waarschijnlijk door aanhoudende droogte en uitputting van de
landbouwgronden. Een andere mogelijkheid is bijvoorbeeld door conflicten met
andere stammen of een combinatie van factoren. In het midden van de vijftiende
eeuw verlieten de Sinagua echter plotseling hun Montezuma Castle en lijken te
zijn opgegaan als de voorouders van de Hopi’s. Montezuma Castle kreeg zijn naam
van mijnwerkers in de negentiende eeuw, toen de Verenigde Staten Arizona in hun
bezit kregen. Omdat men geloofde dat de Azteken in Mexico afstamden van de
indianen in het zuidwesten werd het gebouw naar de oude Azteekse koning
Motecuhzoma vernoemd in het Engels vertaald als Montezuma. Al vroeg, in 1906,
werd het gebouw door President Theodore Roosevelt tot National Monument
uitgeroepen. In 1966 werd het opgenomen in The National Register of Historic
Places.
In Montezuma Castle woonden
meerdere families bij elkaar. Het complex is vijf verdiepingen hoog en telt
ongeveer 20 woningen met vijftig kamers. Ongeveer 90% van het complex is nog
origineel. Het is bewoond geweest van ongeveer 1125 tot 1400 en er woonden rond
het jaar 1300 ongeveer 50 mensen. Verscheidene Hopi clans stammen af van
bewoners van het Montezuma Castle gebied. De Hopi’s gaan nog steeds naar deze
plek voor hun religieuze ceremonieën. De woningen staan op een 30 meter hoge
klif.
De Sinagua-bewoners konden
via ladders hun huizen bereiken. Dankzij de overhangende rotswand en door het
droge klimaat en de beschutte ligging in de kalkstenen klif zijn de woningen
goed bewaard gebleven. De woningen zijn naar het zuiden toe gericht en daardoor
konden de bewoners optimaal profiteren van de warmte van de zon.
Door de aanwezigheid van het
riviertje onder aan het klif, Beaver Creek, was er het hele jaar water
beschikbaar. In de vorige eeuw konden bezoekers het National Monument bezoekers
door ook via ladders de gebouwen betreden en te bekijken. Door al die bezoeken
ontstond er schade aan de kwetsbare structuur is daarom mogen bezoekers sinds
1951 niet meer komen.
Je kan de cliff dwelling nu
alleen vanaf de buitenzijde bekijken, er loopt een ruim 500 meter lang pad
langs de rotswand af. Eerst zie je Montezuma Castle in de rotswand boven je,
aan het einde van het pad kan je nog de restanten van Castle A bekijken.
Het is druk, de parkeerplaats
is vol en met veel moeite kunnen we de camper kwijt. Dan gaan we naar het bezoekerscentrum.
Daar moet je doorheen om in het park te komen. In het bezoekerscentrum is veel
informatie te vinden over het park. Verder is er een picknickplaats en een
museum over de Sinagua en Montezuma Castle. Bij de uitgang van het
bezoekerscentrum zit een indiaan te spelen op een fluit. Het klinkt mooi. De
paden zijn verhard en aan weerskanten veel bomen en struiken. Na een stukje
lopen zien we boven op het klif de woningen.
Het is een mooi complex en
het ziet er nog heel goed uit. Wat het tijdstip betreft hadden we niet vroeger
moeten komen. In het begin van de dag ligt het nog in de schaduw, nu ligt het kasteel
mooi in de zon en kunnen we mooie foto’s maken. Aan de voet van de heuvel ligt
het zogeheten Castle A. Dat is een tweede ruïne van een ooit nog groter
wooncomplex. Dit complex bestond uit 40 à 45 kamers. Deze woningen stonden niet
beschut en zijn door de elementen grotendeels in verval geraakt. Alleen nog wat
restanten van de muren zijn overgebleven. Uit archeologisch onderzoek is
gebleken dat dit bouwwerk enkele honderden jaren geleden ook deels als gevolg
van een brand verloren is gegaan. In 1933 is Castle A uitgegraven. Hierbij zijn
veel objecten gevonden die inzicht hebben gegeven in het leven van de Sinagua
Indianen.
We lopen verder door het park
en het is heerlijk. Het is ook heerlijk weer. Overal liggen verharde paden en
langs die paden staan informatie borden. Informatie over het “kasteel” Castle
A, over het leven van indianen die hier vroeger woonden. Het gebied waar we nu
lopen was ook de groentetuin van de indianen in die tijd. Er staan nog allemaal
bomen die ze gebruikten. Vlakbij is de Wet Beaver Creek. Geen grote rivier maar
toch een redelijk brede. We gaan terug en zien vlakbij de uitgang nog een
schaalmodel en doorsnede van het “kasteel”. Zo is heel goed te zien hoe de
indianen woonden en leefden in dit complex.
Terug bij de camper overleggen we even. Op de brochure die we hebben gekregen staat ook Montezuma Well. Dat ligt ongeveer tien kilometer naar het noordoosten van Montezuma Castle. Het moet een soort bron zijn met daaromheen ook rots woningen.
Van wat we lezen besluiten we
bezoekje aan Montezuma Well achterweg te laten. Om hier te komen hebben we al
veel tijd met rijden verloren.
Montezuma Well maakt ook deel uit van het National Monument. Dit meertje is een warmwaterbron waar al eeuwenlang water van 25 graden naar boven komt. Dit meertje bevindt zich in een 17 meter diepe sink hole die is ontstaan toen een grote ondergrondse grot ingestort is. Jaarlijks stromen er miljoenen liters water door het meertje en het waterniveau blijft daardoor het hele jaar vrijwel gelijk.
De Sinagua Indianen maakten
gebruik van dit meertje en sloten het aan op een irrigatiesysteem. Het
wandelpad leidt langs een irrigatiekanaal dat door de Sinagua gegraven is en
waar nog steeds water doorheen stroomt. Je kan doorlopen naar de rand van de
grot en daarin tot aan het water afdalen. Langs de rand van het meer staan ook
klifwoningen.
Terug bij de camper doen we de airco aan. De temperatuur begint aardig opgelopen, boven de 80 Fahrenheit en dat is ongeveer 27 graden Celsius. We rijden dezelfde route terug als we gekomen zijn en even later rijden we weer over de I 17 south. Als we de afslag zien naar de 260 west nemen we die. Een stukje verder zien we een bord voor Out of Africa Wildlife Park, een soort safaripark.
Out of Africa Wildlife Park wordt ook wel Afrika in het hart van Arizona benoemd.
Ongeveer 2.5 mile ten westen van Camp Verde, langs de 260 ligt het park. Out of
Africa is geen dierentuin of een circus, maar een unieke manier om kennis te
maken met grote verscheidenheid aan wilde dieren in een natuurlijke omgeving.
Er zijn grote katten, wolven, javelina’s, vossen, beren coati(neusbeer), en een
verscheidenheid aan vogels, hagedissen en slangen. Gedurende de dag zijn er
verschillende shows. Het zijn niet echt "shows" zoals in een circus
omdat de dieren niet getraind zijn.
De verzorgers showen de dieren en vertellen erover. Het is vooral een interactie tussen verzorgers met de dieren. De dieren doen alles spontaan en dus is geen show gelijk.
De verzorgers showen de dieren en vertellen erover. Het is vooral een interactie tussen verzorgers met de dieren. De dieren doen alles spontaan en dus is geen show gelijk.
Tijdens de grote kattenshow, spelen de verzorgers met leeuwen op dezelfde manier als wij met onze huiskat zouden doen. De leeuwen zijn daar geboren en kennen de verzorgers door en door, ze hebben respect voor elkaar. Er is ook gelegenheid dieren tijdens de voedertijden eten te geven, of te aaien.
Door gebrek aan tijd hebben
we het park niet bezocht. Stond wel op onze wensen lijst maar niet hoog
genoteerd. We denken dat het voor kinderen een geweldig park is om te bezoeken.
Onze planning is Jerome. Dat is een oud mijn stadje en er moet ook een park zijn met veel oude voertuigen. Het landschap verandert; we stijgen weer en rijden de heuvels in. Als de 260 eindigt gaan we over op de 89A richting Cottonwood en dan naar Jerome. Na ongeveer drie kwartier rijden zien we Jerome boven op een heuvel liggen. Via een slingerweg rijden we het stadje in. We weten niet waar we moeten zijn en waar we kunnen parkeren. Op een gegeven moment rijden we het stadje ook weer uit. Maar even doorrijden en dan omdraaien. Op het eind komen we bij Jerome State Historic Park. Nou dan nemen we dit maar even mee. Camper aan de kant en even gaan kijken.
Jerome State Historic Park is een state park vlak bij Jerome. In het park staat
het landhuis Douglas Mansion. Douglas Mansion werd in 1916 gebouwd door Jimmy
Douglas op een heuvel net boven zijn Little Daisy Mine. Het werd een hotel c.q.
landhuis voor de mijnbouw ambtenaren en investeerders, alsmede voor zijn eigen
familie. Het pand had een wijnkelder, biljartkamer en Douglas liet zijn huis
verwarmen door stoom en was daardoor zijn tijd ver vooruit.
Douglas was het meest trots op het feit dat het huis werd gebouwd van adobe bakstenen die werden gemaakt op de bouwplek. Het huis is de grootste adobe structuur in Arizona.
In 1962 schonk, zoon, Jimmy
Douglas het landhuis aan de staat Arizona. Jerome State Historic Park werd
geopend in 1965. Het werd een museum met tentoonstellingen een collectie van
historische artefacten en archiefmateriaal. Het toont het verhaal van de
mijngeschiedenis in en om Jerome en de familie Douglas. In 2009 werd het State
Park tijdelijk gesloten vanwege de bezuinigingen en de noodzaak om het
historisch herenhuis te repareren. De renovatie werd gefinancierd door subsidie
en donaties van de familie Douglas. In 2010 werd het park weer heropend.
Douglas
bouwde ook het Little Daisy Hotel in de buurt van de mijn als een slaapzaal
voor de mijnwerkers. De betonnen constructie staat nog steeds. Het werd onlangs
verbouwd tot een privéwoning.
Het
museum is in de loop van de jaren uitgebreid en beschikt over foto exposities
over de mijnbouw, oud gereedschap en mineralen. Er is een 3D videopresentatie
van de stad en zijn ondergrondse mijnen. Om het gebouw staan oude mijnbouw
materialen en gereedschap. Vanaf Douglas Mansion heeft men een panoramisch
uitzicht op de Verde Valley & River, en de rode rotsen regio van Sedona en
Oak Creek Canyon.
We lopen even om het gebouw heen. De Douglas Mansion is een mooi gebouw om te zien, het is groot. Voor die tijd moet Douglas heel erg rijk geweest zijn om zoiets te bouwen. Om het gebouw veel planten en bloeiende rozen, prachtig. Aan de achterkant is de ingang naar het museum. Hier staan allemaal dingen en gereedschap die gebruikt werden in de mijnen. Karretjes, een stampmolen en veel meer.
Er ligt ook een grot rotsblok, het is blauwgroen gekleurd. Op een bordje staat dat er azuriet en malachiet in zit. Dat zullen ze wel in de mijn gevonden hebben. Het moet een hele klus geweest zijn om dit boven de grond te krijgen. Omdat Dougals Mansion op een heuvel ligt hebben we een prachtig zicht over de omgeving. Aan de ene kant kijken we richting Flagstaff en zien we in de verte bergen met sneeuw op de toppen. Op de voorgrond nog een fabriek. Als we de andere kant op kijken zien we de huizen van Jerome op de heuvel.
Als we terug rijden zien we een paar torens voor de mijnbouw. Even kijken want: wy binne hjir no dochs. Dit hoort ook nog bij Jerome State Historic Park. Het is de Daisy Mine waar ze nu een museum van hebben gemaakt. Ook hier weer heel veel attributen die ze gebruikten in en om de mijn. Er staan allemaal informatie borden over de mijn. De Daisy Mine was 1900 feet diep. Voor die tijd een diepe mijn en dus een hele prestatie. Even rondlopen en kijken wat er allemaal staat. Heel veel verschillende karretjes en kruiwagens. Over de schacht van de mijn hebben ze een glasplaat gelegd maar het is zo donker dat je niet in de mijnschacht kan kijken. Ook is een generator te zien die ze gebruikten om stroom op te wekken voor de verlichting in de mijn.
In 1876 ontdekten drie goudzoekers de rijke ertslagen rondom Jerome. Ze claimen de locaties en verkochten die door aan een groep die, in 1883, de Verenigde Verde Copper Company oprichten. Het resultaat was een mijn met een groot mijnbouw kamp dat bestond uit canvas hutten. Die plek werd Eugene Jerome genoemd naar de belangrijkste financier van deze groep. Er werden grote winsten verwacht maar de bedrijfskosten, met name voor vervoer, overtrof de winst. Om de vrachtkosten naar beneden te krijgen werd er een smalspoor aangelegd. Het tij keerde en aan het begin van de 20e eeuw,was de Verenigde Verde Mine de grootste producerende kopermijn in Arizona. Verder wonnen ze nog goud, zilver en andere metalen.
De andere mijn was de Verenigde Verde Extension (UVX) Mine. De totale hoeveelheid gewonnen koper in de buurt van Jerome was de grootste in die tijd. In 1953 werden de meeste mijnen gesloten.
Dit was wel even leuk om te
zien maar nu is het echt tijd voor Jerome. Met de camper rijden we terug en dan
het stadje in. Halverwege is een parkeerplaats en zetten we de camper aan de
kant en we gaan lopend verder.
Het mijnbouwstadje Jerome is een stad in de Black Hills van Yavapai County. Het
stadje ligt vlak langs de iconische Route 66 tussen Flagstaff en Prescott en
ligt op de flanken van Cleopatra Hill met uitzicht op de Verde Valley. Jerome
werd gesticht in 1876 na de vondst van goud, zilver en koper. De aanwezigheid
van productieve kopermijn zorgde voor veel werkgelegenheid, er trokken dan ook
veel mensen naar Jerome.
Omstreeks het jaar 1920 lag
het inwonertal rond de 15.000. Tegenwoordig wonen er nog geen 500 mensen. Al
snel stond het stadje bekend als het meest zedeloze van het Wilde Westen. Na de
sluiting van de mijnen, werd Jerome een spookstadje. Wel een betoverend
spookstadje die, op de geparkeerde auto’s na, garant staat voor prachtige
plaatjes.
Een aantal van de honderd jaar oude gebouwen is in de loop der tijd gerenoveerd en zijn te bezichtigen. Anderen staan nog op de lijst voor renovatie of zijn ten prooi gevallen aan de zwaartekracht, zoals de oude gevangenis van Jerome dat heel toepasselijk de naam 'Sliding Jail' draagt.
Bekend is het Crib District.
Het Prostitution Row in Crib District herinnert nog aan de tijden van weleer.
Het voormalige red light district zit tegenover de English Kitchen.
Spookverhalen doen nog de ronde en er wordt gefluisterd dat de dames van lichte
zeden nog steeds rondspoken in dit historische steegje. Jerome Grand Hotel was
vroeger een mijnwerkersziekenhuis. In het gebouw zouden nog een groot aantal
spoken ronddwalen. Het hotel was tweemaal te zien in een tv-programma waarin op
spoken wordt gejaagd.
Een ander belangrijk gebouw
uit die tijd is het Liberty Theater. Van 1918 tot 1929 werden hier stomme films
vertoond. De begane grond deed lange tijd dienst als café, maar is nu weer in
gebruik als antiekwinkel en filmmuseum. Het originele Liberty Theater is
gerenoveerd. In de zaal wordt nu een film vertoond over de geschiedenis van de
stad in de sfeer van de jaren 1920. Omdat het klimaat gunstig is zijn er ook
veel wijngaarden om Jerome. De stad telt daarom ook diverse wijnmakerijen zoals
Jerome Winery, Cellar433, Bitter Creek Winery en The Winery.
Ondanks de sluiting van de
mijnen kreeg Jerome de afgelopen decennia toch een boost en groeide het uit tot
een fotogeniek en artistiek plaatsje dat artiesten, kunstenaars en schrijvers
aantrekt. Het is niet alleen bekend om de vele spoken die hier rondwalen maar
ook om zijn galeries, koffiehuizen, restaurants en wijnkelders. Er is een state
park en een lokaal museum dat gewijd geweid is aan de geschiedenis van de
mijnbouw.
De stad dankt haar bestaan
dus vooral om de twee ertslagen die ongeveer 1,75 miljard jaar geleden gevormd
werden in een breukvlak van de aarde. Dit gebeurde in de caldera van een
onderzeese vulkaan. Miljoenen jaren geleden kwamen de tektonische platen in
beweging met als gevolg dat de aarde op sommige plekken omhoog gedrukt werden.
De top van de caldera rees omhoog en verweerde in de daaropvolgende miljoenen
jaren door erosie. De breuk met de ertslagen kwamen dicht aan de oppervlakte
bij Jerome te liggen waar ze werden ontdekt en ontgonnen. Omdat de ertslagen
dicht aan de oppervlakte lagen is het waarschijnlijk dat de inheemse volkeren
daar ook goud en andere kleurrijke koperhoudende mineralen zoals malachiet en
azuriet wonnen.
Azuriet is een koper mineraal wat ontstaan is door verwering
van koperen ertsafzettingen. De blauwe kleur (azuurblauw) van azuriet is
uitzonderlijk diep en helder. Azuriet wordt af en toe gebruikt als sieraad of
siersteen. Echter door de zachtheid en de neiging om zijn diepe blauwe kleur,
onder invloed van licht en luchttemperatuur, te verliezen wordt het niet zo
vaak toegepast. Het verwerken en bewaren moet daarom allemaal gebeuren bij
kamertemperatuur. Door de intense kleur van azuriet is de steen wel een
populair verzamelobject. Azuriet werd, in de oudheid, veel gebruikt als een
blauw pigment.
Het is geen belangrijk
mineraal maar de aanwezigheid van azuriet aan de oppervlakte geeft een
indicatie voor de aanwezigheid van koperertsen. Azuriet wordt meestal gevonden
met het chemisch, zeer gelijkwaardige, malachiet. Beide mineralen produceren
een opvallende kleurencombinatie van diepblauw en heldergroen.
Malachiet
werd al vroeg als edelsteen bewerkt. In Egypte werden er cameeën, amuletten en
siervoorwerpen van vervaardigd. Ook de Grieken en Romeinen kenden malachiet.
Het wordt veelal tot sieraden geslepen en gepolijst, maar deze worden door hun
geringe hardheid (3,5-4,5) vlug dof. Soms wordt malachiet ook gebruikt voor de
vervaardiging van grote groene voorwerpen, zoals in de grote groene zaal van
het Hermitagemuseum in Sint-Petersburg. De voet van de FIFA Wereldbeker bevat
delen van malachiet. Het verpulverde mineraal werd gebruikt als schmink en als
kleurstof voor verf. Men beweerde dat malachiet in staat was kinderen tegen
toverij en hekserij te beschermen. In de antieke tijd dacht men dat het
oogkwalen kon genezen.
In de 16de eeuw werd het in
Midden-Europa gebruikt om de groei van kinderen te bevorderen en om pijn te
stillen. Wereldwijd wordt malachiet gevonden. Op het Amerikaanse continent
bevinden de belangrijkste voorraden zich in het zuidwesten van de Verenigde
Staten, voornamelijk in de staat Arizona (bij Bisbee werd een blok gevonden van
4,5 ton).
Even door Jerome lopen en het
valt ons een beetje tegen. Sommige gebouwen zijn erg oud en er zitten ook
krakkemikkige tussen. Er zijn huizen bij die goed onderhouden zijn maar ook die
echt wel een opknapbeurt kunnen gebruiken. Waarschijnlijk wachten ze op het
programma “help mijn man is een klusser”. Een bord waarschuwt dat de trap er
beter uitziet dan hij is; we zijn gewaarschuwd.
Jerome is ook erg toeristisch. Veel winkeltjes met
van alles en nog wat en dus heel veel souvenirs en prullaria. Rommel wat wij
niet willen hebben maar de Amerikanen kopen het graag. Met tassen vol komen ze
weer uit de winkels. Verder zijn er veel restaurantjes want de magen van de
Amerikanen moeten regelmatig aangevuld worden. Het is jammer dat door de
hoofdstraat nog auto’s mogen rijden en daar mogen parkeren. Daardoor is het
beeld van de straat minder authentiek.
Onderweg zien we ook een postkantoortje. Daar gaan we even naar binnen want we hebben nog een paar postzegels nodig. Onze mond valt open van verbazing. Het is net of zijn we, op de TL-verlichting na, een eeuw terug zijn. Allemaal postbussen langs de wanden. Het loket is gesloten dus geen postzegels. Dan maken we ons rondje maar af. Via een achterstraatje lopen we via een boog terug naar de camper. Deze straat loopt omhoog en op het eind is een soort uitzichtpunt. Er staat een kruis wat gemaakt is van ijzerdraden. We genieten even van het uitzicht. In de verte zien we de weg die we gereden hebben om in Jerome te komen. Via een klein tussen paadje gaan we weer naar beneden naar de hoofdstraat waar we de camper hebben geparkeerd. Het wordt tijd voor de volgende stop, Gold King Mine and Ghost Town.
Met
de camper gaan we verder. Tijdens onze wandeling hebben we gezien hoe we moeten
rijden. Via een omweg komen we weer op het eind van Main Street en die gaat dan
over in de Jeromen Perkinnsvile Road. We rijden langs de mijn schachttorens van
de the United Verde Mine.
We komen langs een paar borden van de Gold King Mine, we zitten op de goede route. Een stukje verderop staat een ander bord, slik. Rustig gaan we verder. In de verte zien we de Gold King Mine liggen. Geen idee of we daar met de camper kunnen parkeren. Vlak voor de ingang van de site zien we een plek waar we onze camper parkeren. Op slot en we lopen het laatste stukje. Onderweg zien we al een aantal oude voertuigen geparkeerd staan. Heel benieuwd wat we aan zullen treffen. Achteraf gezien hadden we wel door kunnen rijden, want er is een parkeerplaats. Trouwens lopen is niet erg, we hebben vandaag al veel gezeten. Af en toe horen we een harde knal. Die komt van een machine op het terrein. We zien straks wel hoe en wat. We komen langs een paar oude houten huizen. Op de veranda staan schommelstoelen en er hangen allerlei planten aan het plafond. Man wat een oude zooi.
Via een omweg komen we bij de gift shop. Je moet door de giftshop om toegang naar het “museum” te krijgen. Binnen is het echt en souvenirwinkel met van alles en nog wat. Wij gaan naar de kassa en kopen een paar kaartjes. Via een achterdeur komen we op het terrein.
De The
Gold King Mine ligt eigenlijk in het
kleinere plaatsje Haynes. De mijn was in 1890 eigendom
van en werd geëxplodeerd door Haynes Copper Company. Het bedrijf, de mijn en
het mijnwerkerskamp, werden bovenop een van de rijkste erts afzettingen in de
geschiedenis van Arizona gebouwd. Zij zochten naar koper maar met het graven is
al wat ze vonden… geen koper. In plaats daarvan vonden ze goud! Geen slechte troostprijs. Vandaar dat de mijn ook de naam Gold
King Mine kreeg. Het resultaat is een 400 meter diepe mijnschacht. Rond 1953
werd de mijn gesloten. Haynes werd een spookstadje want de mensen trokken weg.
Het gebied rondom de oude
mijn verwaarloosde en de gebouwen raakten in verval tot Don Robertson het
kocht. In 1981 struikelde hij over deze plek en wist dat hij dat het zijn thuis
zou worden. Er was ruimte om zijn levensdoel te realiseren, het verzamelen van
unieke oude voorwerpen en voertuigen.
Van het terrein, 2,5 ha,
heeft Robertson een museum gemaakt met een ongelooflijke hoeveelheid aan oude
auto’s en trucks, machines, gereedschappen speelgoed en gebruiksvoorwerpen. Ook
veel historische voorwerpen uit de tijd dat Jerome een mijnbouwstadje was. Het
is onbeschrijfelijk wat hier te vinden is. Enkele van de gebouwen op het
terrein zijn nog origineel, zoals een zaagmolen uit 1914 die nog steeds werkt.
Andere gebouwen zijn door Robertson zelf naar de Gold King Mine gehaald.
Robertson werd geboren op een
boerderij in Iowa en zoals het verhaal gaat met een moersleutel in zijn hand.
Er wordt verteld dat hij op de leeftijd van 3 een driewieler uit elkaar heeft
gehaald maar ook weer in elkaar heeft gezet. Zijn passie was geboren. Robertson
had een onverzadigbare drang naar knutselen met fietsen, landbouwmachines,
auto's en vrachtwagens. Hij ontwikkelde een fascinatie voor mijnbouwapparatuur
en begon met het verzamelen van machines en apparatuur uit de mijnbouw. Vandaar
ook de locatie van zijn museum nabij Jerome. Het zegt zelf dat hij hiervoor
geroepen was; "Ik ben hier op aarde om deze prachtige oude machines van
hun gruwelijke dood te redden." “Dit is het spul waarop Amerika werd
gebouwd en er is geen reden om ze aan de kant te gooien en te vergeten."
Tijdens een interview verteld Robertson. "Ik heb alleen maar dingen verzameld die zeldzaam zijn en die je nergens anders kunt vinden". "Mensen vertellen me de hele tijd dat ik alles kon verkopen en rijk zou zijn, maar ik ben al rijk. Dit is wat ik wil en dat is mijn fortuin. Wat is goed, het hebben van geld op de aandelenmarkt en spullen als vastgoed? Daar heb ik geen plezier in. Ik speel elke dag met mijn fortuin, ik leef in mijn droom"
Wat wij nu zien is een totaal
andere wereld. Er staat en ligt van alles en het is onvoorstelbaar wat
Robertson allemaal verzameld heeft. Over deze plek hebben we het een en ander
gelezen. Het zou er een zootje zijn maar het is eerder een prachtig, heerlijk
en superleuk zootje. Het is een samenraapsel van oude auto’s, gereedschappen,
machines, oude huisjes, vrachtwagens, machines, speelgoed. Tussen dit alles
lopen kippen en geiten. De oldtimers die we zien staan netjes onder een afdak en
zijn wel bijzonder.
Er moet ook nog ergens een oude en bijzondere elektrische auto staan, een Studebaker uit 1902. We zullen hem wel gezien hebben maar niet als zodanig herkend hebben. Sommige auto’s zien er nog goed uit, tenminste als je niet let op de rommel die er omheen ligt en staat. Andere zijn compleet ver- en doorgeroest. Jammer want er staan wel bijzonder exemplaren tussen zoals als een oude T-ford. Er staan niet alleen kleine personenauto’s maar ook een groot aantal vrachtwagens, bussen, pick-ups en kranen. In de werkplaats staat nog een vrachtwagen waar ze mee bezig zijn. Hij ligt half uit elkaar en overal verspreid liggen de onderdelen. Hoe ze die ooit weer in elkaar krijgen? En als dat niet gebeurd is het ook geen probleem want het valt toch niet op.
We hebben helemaal niets met oude zooi maar dit is toch wel leuk om te zien. We verbazen ons wat Robertson allemaal bewaard en bij elkaar verzameld heeft. Zoals we al eerder schreven hebben wij in andere reisverslagen het nodige over the Gold King Mine gelezen. Niet dat wij van mening waren dat we dit beslist moesten zien maar alleen als we tijd hadden en het in ons reisschema paste. Nu we hier zijn vinden we het toch wel bijzonder en hadden we het niet graag willen missen. Er staan zoveel bijzondere oude dingen dat we soms niet weten waar we het eerst of laatst moeten kijken. De kippen lopen om ons heen en verstoppen zich onder de auto’s . Onze zak Japanner maakt overuren.
Overal liggen en hangen
spullen. Er staat zelfs een heel oud aggregaat uit 1930. Die wordt aangedreven
door Big Bertha, een 10.000 kubieke-inch motor die loopt op propaan. Dit
aggregaat was ooit de energiecentrale voor een mijn. Op een bord staat dat ze
voor $ 20,-- Big Bertha laten lopen zodat je haar kunt horen donderen. Dat moet
ook wel met zo’n grote en zware motor.
Er staat ook een oude houten
stampmolen die ze gebruiken om het erts te verpulveren zodat ze het goud eruit
konden wassen. Robertson heeft ook een mijn nagemaakt. In een heuvel achter op
het erf heeft hij een mijn ingang gegraven. Zo konden mensen makkelijk zien hoe
een mijn eruit ziet en wat er allemaal gedaan werd. Voor en in de mijn liggen
rails voor mijn karretjes. Die zijn ook te zien met ander gereedschap dat ze
gebruiken in en bij de mijnen. De zelf gegraven mijn is niet meer toegankelijk.
Het bouwwerk is toch niet helemaal veilig en is nu afgesloten.
Dan gaan we naar de
verrijdbare cirkelzaag uit het begin van 1914. Deze machine werd gebruikt om
sinaasappelbomen buiten Los Angeles te rooien en in planken te zagen. De
sinaasappel plantages moesten plaats maken voor woningen. De cirkelzaag werkt
nog steeds en als wij er zijn draait deze. Af en toe laten ze de machines even
fluiten.
De oude cirkelzaag heeft een 30 pk-motor die op kerosine loopt. Af en toe knalt de uitlaat wat klinkt als een geweerschot. Op de uitlaat heeft hij de kop gemaakt van een wolf of draak, humor. Dat was het geluid wat wij hoorden toen wij hieraan kwamen.
Een andere bijzondere figuur bedient de zaagmachine. Zijn handen zitten onder de olie. Trouwens overal staan vaten met kerosine, olie en andere rommel. Tussen die vaten staan flesjes bier, dat zal wel niet voor de motor van de cirkelzaag zijn maar waarschijnlijk voor de motor van de bediener. De cirkelzaag zaagt een boomstam in planken. Op de gezaagde planken ligt een oud hagel geweer.
De eigenaar van het hele spul,
Robertson, zat midden tussen zijn schatten. Als je hem ziet zitten dan past hij
hier helemaal. Op zich is die man ook een museum stuk met zijn oude hoed en
witte baard. Hij sloeg met een elektrische vliegenmepper grote kevers uit de
lucht. Tijdens het maken van dit verslag lezen wij dat hij inmiddels overleden
is. Hij is gestorven op 17 oktober 2016 op 73-jarige leeftijd. We zijn heel
benieuwd wat er met zijn museum gaat gebeuren.
Het was de bedoeling hier een
uurtje te kijken maar we zijn er al een groot gedeelte van de middag. We maken
nog een rondje over het terrein. Elke keer zie je weer andere dingen.
Waarschuwingsbordjes, ketting, oude kassa, flessen die aan een balk opgehangen zijn. Te veel om op te noemen, wat een verzameldrift. Het is mooi geweest, we gaan weg. Dit was echt wel een verrassing en we hebben genoten.
Op naar onze camper. Weer
terug en onderweg zien we nog allemaal oude voertuigen staan. Daartussen staat
ook een prachtige oude camper, net iets voor ons. Dus wij terug. We hebben een
goeie deal gemaakt en onze camper voor deze ingeruild. Een grotere met een
houtkachel. Een fors bedrag hebben we overgehouden. De nieuwe hoeft alleen maar
een beetje opgeknapt te worden.......Heel benieuwd wat Cruise Amerika van onze
deal vindt.
Het
is al laat in de middag als we weer bij ons reishuisje terug zijn. Terug naar
Jerome en dan richting Sedona. Hier in de buurt willen we overnachten. Over de
89A langs Clarkdale. In de buurt van Clarkdale is ook het Tuzigoot National
Monument. Dat stond ook op ons lijstje maar het is al veel te laat. Het park is
al dicht. Zoals we vanochtend al wisten konden we vandaag niet alles zien wat
we wilden. Nog wel wat info over het park.
Tuzigoot National Monument Tuzigoot is Apache voor "bochtig water",
een meander van de Verde River. Tuzigoot is een klein nationaal monument ten
zuiden van Flagstaff in de buurt van Clarkdale en Cottonwood. In dit National
Monument staan de resten van 110 woningen van Sinagua indianen uit de 12e eeuw.
Tuzigoot is het grootste en best bewaarde van de vele Sinagua pueblo ruïnes in
de Verde Valley.
De ruïnes van Tuzigoot hadden zeer weinig deuren. In plaats daarvan gebruiken ze een luik als opening in het dak, en het gebruik van ladders om in elke kamer te komen. De pueblo bestaat uit een samengestelde groep gebouwen. De Tuzigoot Site is een langgerekt complex van stenen gemetselde kamers die werden gebouwd langs de ruggengraat van een natuurlijke rots in de Verde Valley. Het dorp staat op de top van een kleine 36 meter hoge zandstenen richel vlakbij de Verde River Valley. De centrale kamer staat hoger dan de andere gebouwen. Waarschijnlijk werd het voor publieke functies gebruikt. Het National Monument heeft een klein bezoekerscentrum, in een soortgelijke stijl als de ruïnes. Er is een tentoonstelling van door Indianen gemaakte dingen, waarvan de meeste zijn gevonden op het terrein. In de omgeving leven vele soorten planten en dieren met een gevarieerde vegetatie. Tuzigoot werd opgegraven tussen 1933-1935 door Louis Caywood en Edward Spicer van de Universiteit van Arizona. In 1939 werd het door president Franklin D. Roosevelt aangewezen als een Amerikaanse Nationaal Monument.
Omdat het al laat geworden is
hebben we dus ook geen tijd meer voor Dead
Horse Ranch Sate Park Niet te
verwarren met Dead Horse Point State Park in Utah. Dead Horse Ranch Sate Park
is een state park wat in de buurt van Cottonwood ligt en we zien de borden
staan. Het park ligt ook vlakbij de Verde rivier in een gebied dat bekend staat
als de Verde River Greenway. Het complex ligt op een verhoging van ongeveer
1000 meter en beslaat een oppervlakte van 1.71 km2 en heeft 16 km aan
wandelpaden.
Het verhaal van de naam van
het park begint met de familie Ireys, die in de late jaren van 1940 vanuit
Minnesota naar Arizona verhuisden. De familie was op zoek naar een ranch. Op
een van de ranches lag een dood paard langs de weg. Na twee dagen van het
bekijken van ranches, vroeg pa Ireys aan de kinderen welke ranch ze het beste
vonden.
De kinderen zeiden:
"degene met het dode paard, Papa!" De familie Ireys koos daarom voor
de naam Dead Horse Ranch. Later, in 1973, toen de Arizona State Parks het park
overnam, had Ireys bij de verkoop bedongen dat de naam behouden zou blijven.
Jaarlijkse wordt er in april
in het State Park de Verde Valley Birding en Nature Festival gehouden. De
nadruk ligt op vogels kijken. In die periode worden er ongeveer 70 excursies in
vier dagen aangeboden. Een andere populair jaarlijks evenement op Dead Horse
Ranch State Park is Verde River Day. Die wordt jaarlijks in september gehouden
om de bescherming van de rivier en de habitat van oeverstaten te vieren.
Het
wordt nu echt wel tijd voor een camping. Het is te hopen, omdat we al zo laat
zijn, dat er nog plaats is. We blijven op de 89A en gaan richting Sedona. In de
verte zien we al de bekende rode rotsen van Sedona. Dat belooft wat. Onderweg
zien we de afslag naar Red Rock State Park. Daar gaan we morgen heen.
Dan zien we een groot bord met Sedona Summit Resort. Daar staan campers dus wij daar ook heen. Een chic park. Bij de receptie vragen we of er nog plek is. Helaas zijn we helemaal verkeerd. Het is geen camping maar een resort met vaste staanplaatsen. Jammer, maar de mevrouw is wel heel behulpzaam. Ze heeft een plattegrond met een aantal campings. Het zijn er niet veel en we besluiten maar voor de dichtbij zijnde te gokken, Lo-Lo-Mai Springs Campground, 11505 E Lolo Mai Rd, Cornville.
Even
een stukje terugrijden richting Cottonwood en dan afslaan naar de N. Page
Springs Road. Niet veel later zien we de camping. Het is een mooie camping,
niet modern maar prima. Het is een rustige groene camping met veel bomen. Voor
de receptie is een plek waar je de auto moet parkeren om in te checken. Wij
naar de receptie en er is plek genoeg, gelukkig. We kunnen zelfs uitzoeken. Met
een quad rijden we over het terrein en de beheerder wijst aan waar ruimte is.
In de buurt van de rivier is ook nog een plekje en daar willen we wel staan,
prima. Er is wifi op de camping maar dan moet je wel in de buurt van de
receptie, winkel of recreatieruimte zijn. Maakt ons niet uit dan lopen we daar
wel heen. Met de camper rijden we naar ons plekje en installeren ons. De camper
staat mooi in de schaduw van een paar grote bomen en in de verte horen we de
Oak Creek, mooi. Ook deze avond weer het gewone ritueel. Het was weer een
heerlijke dag en we hebben weer veel gezien en van veel dingen genoten. Vandaag
134 mijl gereden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten